vrijdag 14 mei 2021

The Dutch



Na de Tweede Wereldoorlog werd de revival van de classic jazz in verschillende Europese landen in gang gezet door de oprichting van vele revival jazzbands. Door de oorlog was de ontwikkeling van jazzmuziek tot stilstand gekomen. In Nederland waren de Ramblers al in de twintiger jaren begonnen naar voorbeeld van Amerikaanse bands, waarvan de grammofoonplaten ook in Nederland verkrijgbaar waren. Naast de Ramblers waren veel bands tot aan het uitbreken van de oorlog actief in clubs, danszalen, restaurants en op festivals. In het tijdschrift De Jazzwereld waren deze ontwikkelingen goed te volgen. In Amerika was classic jazz, zoals het in de twintiger jaren was ontstaan, wat verder naar de achtergrond geraakt. Grotere orkesten, ondersteund door de radio, maakten hoofdzakelijk commerciële dansmuziek; een ontwikkeling waaraan vele, vaak goed opgeleide, beroepsmuzikanten om financiële reden deelnamen. De jazz, dat wil zeggen de geïmproviseerde muziek, sloeg een nieuwe vrijere richting in: de bebop. Daarnaast werd er vooral in studentenkringen terug gegrepen naar de basis, terug naar het begin. Een aanstekelijke, ontspannen vorm van muziek, zoals die in de twintiger jaren werd gespeeld en jazz (jass) werd genoemd. De revival was begonnen, ook in Nederland.

Amateurmusici, zoals  Peter Schilperoort, Frans Vink, Joost van Os, Joop Schrier, Eddie Hamm en andere jonge jazzbeoefenaars waren goed op de hoogte van wat er in Amerika gebeurde. Klarinettist Peter Schilperoort had begin 1945 al een kwartet met drummer Tony Nüsser, pianist Frans Vink en bassist Henny Frowein dat speelde in de stijl van Benny Goodman. Het wachten was op de bevrijding. Er was al een afspraak om zo gauw die een feit was in het openbaar te gaan optreden in restaurant  St. Regis in Den Haag. Op 5 mei 1945 was het zover. Daarna volgden talrijke optredens voor de Canadese en Binnenlandse Strijdkrachten. Het kwartet werd uitgebreid met trompetist Joost van Os, trombonist Bill Brant en gitarist Otto Gobius. Al snel kreeg de band bekendheid onder de naam: Orchestra of The Dutch Swing College. De naam College was doelbewust gekozen, omdat men onderricht wilde geven over jazzmuziek via grammofoonplaten, lezingen, radio uitzendingen en concerten. De stijl van de band was enerzijds gericht op de composities van Duke Ellington, anderzijds op die van de Chigago bands. De band speelde ook voor Radio Herrijzend Nederland. De vaderlandse pers begon steeds meer belangstelling te tonen. Pianist Frans Vink verliet de band, omdat hij zich helemaal op de fotografie wilde toeleggen. Met diens vertrek verdween ook de Ellington-invloed uit het Swing College. Vink werd opgevolgd door pianist Joop Schrier en Peter Schilperoort was nu alleen aan de leiding. Wie was Peter Schilperoort? 

Peter werd geboren in Den Haag op 4 november 1919 en kreeg eerst pianoles, maar leerde zichzelf later verscheidene andere instrumenten te bespelen. Toen hij zestien was werd hij opgenomen als gitarist in de band van de Dalton-HBS in Den Haag, de school waar zijn vader directeur van was. Peter kocht voor 17,50  gulden een klarinet in een muziekwinkel en leerde spelen van de klarinettist uit de schoolband. Na de MTS in Haarlem kwam hij in 1938 via gitarist Otto Gobius in contact met de Haagse band The  Bouncers en een jaar later met de Swing Papa's, een semi-professioneel orkest, dat in de Chicago stijl speelde en nationale faam genoot. Schilperoort maakt zijn eerste plaatopnamen met deze band. In de oorlog nam de belangstelling voor de Papa's af;  Jazz was door de Kultuurkamer niet toegestaan en Schilperoort nam zijn toevlucht tot hawaii muziek ensembles. In 1941 was hij begonnen aan een studie werktuigbouwkunde aan de TH in Delft. In 1943 weigerde hij de door de Duitsers verplichte loyaliteitsverklaring te ondertekenen, waardoor hij zijn studie moest onderbreken. Hij werd beroepsmuzikant in het orkest van Klaas van Beek. Met huisgenoot Frans Vink werden plannen gemaakt voor een jazzinstituut  na de oorlog. Schilperoort moest de laatste maanden van de oorlog van alles aanpakken om in zijn levensonderhoud te voorzien. Naast zijn baan als beroepsklarinettist gaf hij klarinetles en werkte hij onder meer in de Haagse Centrale Keuken. 

Onder leiding van Peter Schilperoort ontwikkelde de band zich snel. Een half jaar lang kon er worden gespeeld in de Canada Club in Apeldoorn. Het eerder geselecteerde repertoire kon in praktijk worden gebracht. In 1946 nam de band deel aan het Internationaal Jazz Concours in het Panthéon Theater in Brussel, georganiseerd door de Hot Club Belgique. The Orchestra of the Dutch Swing College won vijf verschillende prijzen waaronder beste orkest, beste solist en beste klarinettist van het hele concours.                 (P. Schilperoort). In 1947 hoorde Peter het Franse orkest van Claude Luter dat duidelijk de richting van de authentieke New Orleans stijl had gekozen. Daarop besloot Schilperoort dat voorbeeld te volgen. Goed ingestudeerde collectieven, afgewisseld door vrije soli, werden kenmerkend voor de stijl van Schilperoort's Dutch Swing College Band. De DSC kreeg vaste engagementen voor de AVRO radio en de eerste uitzending voor de Wereldomroep werd een groot succes. In 1948 werden de eerste opnamen voor het Decca platenlabel gemaakt.  Het jazzinstituut dat Schilperoort in het begin voor ogen stond, raakte op de achtergrond. De band, met dezelfde naam, oogstte daarintegen steeds meer successen. Er werden tournees gemaakt naar  Engeland en België. In Engeland werden opnieuw plaatopnamen gemaakt en  bekende solisten als Sidney Bechet, Hot Lips Page, Albert Nicholas en Nelson Williams traden op met de band. In 1952 werd de zevende verjaardag van de DSC band gevierd met het eerste live-optreden van een Nederlands jazzorkest op televisie.

Formeel had de band nog steeds de amateurstatus. De meeste leden studeerden nog. Ook Schilperoort pakte in 1953 zijn studie werktuigbouwkunde weer op en behaalde in 1956 zijn ingenieursdiploma. Ondertussen trad hij in dienst van Fokker om in 1959 weer zijn ontslag te nemen. De routine van een  achturige werkdag beviel hem niet, ondanks zijn fascinatie voor de luchtvaart. Hij ging zich bezighouden met fotografie en zeilen en viel als freelance muzikant ook in bij de DSC band, die ondertussen was doorgegaan onder leiding van pianist Joop Schrier. Toen deze voorstelde om van de DSC band een beroepsorkest te maken en zo te profiteren van de dixielandstorm  (I scream, you scream, we all scream for Ice Cream) die vanuit Engeland kwam overwaaien, was Schilperoort graag bereid om de leiding van de band weer over te nemen. De bezetting bestond nu naast Peter Schilperoort uit beroepsmusici (Oscar Klein-cornet, Dick Kaart-trombone, Jan Morks-klarinet, Arie Ligthart- banjo, Bob van Oven-bas en Martin Beenen-slagwerk). Een gouden tijd brak aan. Naast de bekende Europese podia volgen tournees naar alle werelddelen. In 1963 weigerde de band een Edison in de categorie 'Instrumentaal', omdat het in de categorie 'Nederlandse Jazz' had moeten zijn. Veel fans uit de trouwe DSC aanhang hadden respect voor dit standpunt. Tussen 1963 en 1967 was de DSC band het huisorkest op radio Veronica. Gastsolisten Billy Butterfield, Jimmy Witherspoon, Teddy Wilson en accordionist Johnny Meyer leverden met de band uitstekende muzikale prestaties. Na de breuk met Philips keert het tij. De band bracht een eigen platenlabel uit, dat mislukte door de voortdurende distributieproblemen. DSC platen waren niet voldoende verkrijgbaar in de platenzaken. Schilperoort had verkeerde adviezen opgevolgd. In 1968 verlieten Oscar Klein, Martin Beenen en Jan Morks het orkest. Het was een publiek geheim dat de karakters van Morks en Schilperoort teveel botsten. Schilperoort was een man van tegenstellingen, een perfectionist als het om muziek ging maar lastig in de omgang. Voor zijn omgeving was het niet altijd makkelijk om met hem op te trekken. Klarinettist Bob Kaper volgde Jan Morks op. Schilperoort kreeg problemen met zijn gezondheid, eerst met de spieraanhechtingen aan zijn vingers, later met een virusaandoening. In het midden van de jaren tachtig stopte hij met spelen en verliet hij de DSC band. Zijn rol werd overgenomen door Bob Kaper, die een verjonging in de bezetting realiseerde en een wat minder authentieke stijl hanteerde. In 1990 overleed Peter Schilperoort. In  het jaar 2000 stelde Bob Kaper een geheel nieuwe band samen, die uitgroeide tot een een achtmans bezetting, zoals die in de vijftiger jaren was begonnen. Het werd geen kopie, maar een wat gladdere mainstream stijl om te trachten een groter publiek te bereiken.

De laatste jaren werd het steeds moeilijker om als traditionele jazzmuzikant aan de kost te komen. De doelgroep werd steeds kleiner en vergrijsde sterk. Het aantal jazzclubs en jazzfestivals nam steeds af en de media schonken nauwelijks of geen aandacht aan deze muzieksoort. Classsic jazz is special interest muziek geworden, maar de Dutch Swing College Band bestaat nog steeds! De bezetting is teruggebracht tot zes topmusici, klarinettist Bob Kaper nam in mei 2020 afscheid. De rest (Kees Jan Hoogeboom op trompet, David Lukacs op klarinet, Andy Bruce op trombone, Peter Kanters op gitaar, Adri Braat op bas en Anton Burger als slagwerker) zet de traditie voort als de langst bestaande professionele oude stijl  jazzband ter wereld, met nog steeds een trouwe groep volgelingen sinds 1945. Dutch Swing College, nog veel succes in de toekomst !