woensdag 17 november 2021

DE JONGE JAREN


Red Nichols


 Als je kijkt naar de geboortedata van de topmuzikanten uit de twintiger jaren, zoals bijvoorbeeld Red Nichols, Jack Teagarden en Bix Beiderbecke, allen geboren rond 1905, dan is het opvallend dat ze op jonge leeftijd al de top in hun vak hadden bereikt.Vaak kwamen ze uit een muzikale familie en kregen ze een gedegen muzikale opleiding. Nichols kreeg op 5-jarige leeftijd trompetles van zijn vader, die docent was aan een muziekschool. Op 12-jarige leeftijd speelde hij in de brassband van zijn vader. Op zijn zeventiende maakte Red Nichols zijn eerste plaatopname. Hij was net zo goed in muziek lezen als in improviseren, klaar voor een lange carrière in de Amerikaanse entertainmentbusiness. Klaar voor een nieuwe muziekvorm: de jazz, de nieuwe muziek van de jeugd. Overal werden jazzbands opgericht, nieuwe vormen van dans ontstonden en jazz werd de popmuziek van de Roaring Twenties.

Hoe was dat in Europa? Via de grammofoonplaat en de bladmuziek bereikten de eerste tonen van deze nieuwe trend ons werelddeel. In Engeland trad al in 1917 een Amerikaanse jazzband op, de Original Dixieland Jazzband , De nieuwe muziek werd ook in Londen een rage. En in Nederland? Voor de Tweede Wereldoorlog waren er enkele bestaande dansorkesten die jazznummers in hun repertoire opnamen. Het bekendst werden The Ramblers die in de twintiger jaren van start gingen in een dixieland bezetting en daarmee plaatopnamen maakten. De grootste populariteit ontstond na de oorlog, toen de muziek mee kwam met de geallieerden. Hoewel de jaren vijftig te boek staan als een rustige periode, waarin de wederopbouw en de geur van spruitjes hand in hand gingen, was de revival van de jazz onmiskenbaar. Het leidde zelfs tot rellen, waarbij in Tivoli Utrecht, bij een optreden van de The Rivertown Dixieland Jazz Band de stoelen door de lucht vlogen en de politie de zaal moest ontruimen. Het is haast niet meer voor te stellen maar dixieland was de muziek van de jongeren. Daar kon je op dansen, swingen en sjansen. De behoefte daaraan was na de oorlog erg groot! Er werden overal jazzbands opgericht. Den Haag werd het centrum, maar ook in Brabant en de IJsselstreek en andere provincies werd jazzmuziek populair. In de slipstream van de Dutch Swing College Band ontstond de eerder genoemde The Rivertown Dixieland Jazz Band bestaande uit muzikanten uit Zutphen en Deventer. Na het winnen van het prestigieuze Loosdrecht Jazzconcours in 1961 verwierven zij nationale bekendheid. De band kreeg een platencontract bij Phonogram en verscheen regelmatig op radio en televisie, onder meer als begeleidingsorkest van zangeres Anneke Grönloh.

vlnr: H.Kip, P.Vromen, H.Bruggink
In Zutphen, waar ik vandaan kom, wisten weinig mensen iets van jazz. Behalve dan de leerlingen van het naast elkaar staande Baudartius en Stedeliijk Lyceum. Zij vormden  de Spanish Gate Jazz Group, genoemd naar de Spaanse Poort die midden tussen de lycea stond als overblijfsel van de stadsmuur uit de middeleeuwen. Geïnspireerd door de Rivertown, de Dutch Swing College en Bix and the Gang verzorgde de band twee jaar lang (1962-1963) de muziek voor de schoolfeesten. Bezetting, naast mijn rol als beginnend trombonist: Paul Vromen cornet, Herman Bruggink, de latere klarinettist van de Amsterdamse Animal Crackers, Karel Bosch-piano, Henk Hemmes-banjo, Marius van Pelt-bas en Ronnie Meijboom-slagwerk  

vlnr: G.Hondelink,H.Kip, T.van Huizen, Achter: T.Hartgens, 
K.Kanaar, J. Roelvink
In dezelfde periode promoveerden Ronnie Meijboom en ik naar de Carpet Town Jazz Band uit Deventer. Geen schoolband maar een echte jazzband met een manager. Als huisrkest van Hotel de Wereld in Deventer traden we iedere zondagmiddag op voor een enthousiast jong danspubliek.Vaste bezetting: Teun Hartgens-trompet, Gerrit Hondelink-klarinet, Hans van Tongeren- piano, Jan Roelvink-banjo, Tako van Huizen-bas en Frans Kanaar (latere vervanger van Ronnie Meijboom) en ik als trombonist. Manager Harry Groot-Hulze regelde een zaaloptreden met Willeke en Willy Alberti (dat kostte ons geen moeite) en een studio-optreden voor de Vara radio microfoon in 1964/1965. Trompettist Teun Hartgens ambieerde een full-prof carrière in de muziek, maar koos later toch voor een opleiding en functie bij een bank. Hij werd manager van de Bondsspaarbank in Deventer. In 1986 kwam hij helaas bij een bankoverval om het leven. De overvaller kreeg een levenslange gevangenisstraf.

vlnr:J.deWit.W.Roozeboom,B.vanGinkel
W.Lubbers,G.Emsbroek,H.Kip 
  
In 1965 zat ik weer in een 'schoolband'. Dit keer in het Nijenrode Castle Combo, het studentenorkest van het Nederlands Opleidngsinstituut voor het Buitenland in Breukelen. Met dit combo wonnen we het concours voor Nederlandse studentenorkesten. De hoofdprijs was meevaren als scheepsorkest met de 'Groote Beer' van de Holland-Amerika Lijn naar New York. Bezetting: John de Wit-vocalist, Willem Lubbers-gitaar, Willem Roozeboom-basgitaar, Gerrit Emsbroek-piano en Bob van Ginkel-slagwerk. We speelden van alles wat: van toenmalige tophits tot dixieland. Dat viel niet altijd mee, spelen op een zwabberend podium, voor bier drinkende studenten, 12 dagen en 12 halve nachten lang. Ik zal de aankomst om 6 uur 's morgens in New York Harbour, varend langs het het Vrijheidsbeeld en Ellis Island, nooit vergeten. Een unieke ervaring!

voor: E. Kramer,R.J.Heijtmajer,G.de Leeuw,G.Nielsen,midden
V.Varekamp, B.van Oort,G.Schennink,achter J.Dokter, H.Kip,.F.Kockelmann

Terug in Nederland kreeg ik de uitnodiging om als trombonist toe te treden tot een oude stijl  toporkest in Nederland de Training College Jazz Band. Weer een schoolorkest? Jazeker, maar ook een absolute topper. De band werd door Jan Dokter opgericht in 1956 als huisorkest van de Rijkskweekschool in Doetinchem en groeide uit tot een van de beste oude stijl jazzbands van Nederland. Op alle jazzconcoursen in Duitsland en Nederland werden finaleplaatsen behaald. De bezetting was: Jan Dokter-trompet, Gert Brouwer-klarinet, Ernst Krämer-saxen, Guido Nielsen-viool, Bert van Oort-banjo, Gerard Schennink-tuba, Gerrit de Leeuw-piano, Frits Kockelmann-slagwerk en Hans Kip-trombone. In 1968 kwam een EP uit die in het blad van de Haarlemse Jazzclub zo'n  lovende recensie van trombonist Frits Hots kreeg, dat we daar vandaag de dag nog heel trots op kunnen zijn. In 1971 werd de Nationale Dixieland Trofee in Geleen gewonnen. In 1973 kwam de LP Eye Like Music uit met als gasten zangeres Victoria Varekamp en saxofonist Ronald Jansen Heijtmajer. 

Ondertussen verschenen er donkere wolken aan de dixiehemel. Andere muzieksoorten werden populair ten koste van de dixieland. Rock-'n-roll overleefden de Dixielanders nog wel, maar tegen The Rolling Stones en The Beatles waren ze niet opgewassen. De jeugd viel in de jaren zestig en bloc voor beatmuziek, later pop en rock geheten. Er werd nog wel dixieland gespeeld, maar alleen ouderen, voor wie het de muziek uit hun jeugd was, liepen er nog warm voor. De muziek was uitgewerkt en te vaak een herhaling van zetten. Dixieland kreeg een wat negatieve klank. 

Heden ten dage is classic jazz, zoals je het beter kunt noemen, 'special interest' muziek geworden, net als bijvoorbeeld het Franse chanson of de Portugese fado. Live is classic jazz alleen nog te horen in enkele schaars overgebleven jazzclubs en op festivals, waar alleen de echte liefhebber er nog plezier aan beleeft. Ook het aantal bands is drastisch verminderd. Geen van de bovengenoemde bands bestaat nog. Op internationaal niveau zijn bijvoorbeeld Chris Barbers Big Band en Tuba Skinny nog actief. In Nederland  o.a. de Dutch Swing College Band en Andors Jazz Band. Gelukkig hebben we de platen nog! 

Bron : Clarinet Shuffle, Henk Kleingeld 2010





vrijdag 15 oktober 2021

THE PERSONALITY GIRL

Over de twintiger jaren van de vorige eeuw is veel positiefs geschreven, wellicht meer dan over welke andere periode uit de twintigste eeuw dan ook. In de literatuur zijn omschrijvingen te vinden als de Roaring Twenties, het Gouden tijdperk, The Sweet Twenties en the Morning After Period, verwijzend naar het ongebreidelde optimisme dat volgde na beëindiging van de Eerste Wereldoorlog en dat aanhield totdat alles eind 1929 op Wallstreet in elkaar klapte. De mensen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan waren bezig de stukjes van hun door The Great War kapot geslagen leven weer samen te voegen tot een redelijk geheel. Sommigen begonnen om in het nieuws te komen weer opvallende dingen te doen, zoals zwemmen over het Kanaal en vliegen over de Atlantische Oceaan. De jeugd ontdekte een nieuwe muziek die jazz werd genoemd. Clubs en danszalen liepen vol. De grammofoonplaat begon zijn opmars en was niet meer weg te denken. Radio volgde, de Jazz Age was begonnen !

Aan het begin van dit rumoerige tijdperk werd in New York op 18 oktober 1901 Catharine Annette Hanshaw geboren. Haar ouders waren vaudeville-artiesten, waardoor ze al heel jong kennis maakte met de entertainment wereld. Toch wilde zij die richting niet op. Ze ging naar de kunstacademie om zich te bekwamen in portretschilderen. Zingen deed ze in het hotel dat haar vader later had gekocht. Daarbij bleek dat ze een prachtige zachte, maar heldere zangstem had. In het hotel werd ze gehoord door een platenbaas bij Pathé Records, Herman 'Wally' Rose.Hij was erg onder de indruk van Annette en haalde haar over om een testplaat te maken. Annette was een mooie jonge vrouw met een prachtig figuur en grappige kuiltjes in haar wangen. Rose besefte dat hij kennis had gemaakt met een potentiële ster en steunde haar in de ontwikkeling van haar carrière. In 1926 maakte ze haar eerste plaatopname en door haar medewerking aan verschillende radioprogramma's werd ze al snel heel populair in Amerika. Begeleid door New Yorkse topmuzikanten zoals Red Nichols op cornet, Miff Mole op trombone, Jimmy Lytell op klarinet en Irving Brodsky op piano maakte ze de ene hit na de andere. Met nummers als Black Bottom, Do-Do-Do, Am I Blue en I've Got A Feeling I'm Falling werd ze al snel heel populair. In 1929 werd ze gecontracteerd door Columbia en werden haar platen door de verbeterde opnametechniek plezieriger om naar te luisteren. Haar kalme, ontspannen, melodische manier van zingen gaf de begeleidende muzikanten de kans om van de nummers 'hot jazz classics' te maken. Annette hield de melodie altijd vast om slechts daar waar het kon mee te buigen met de soms gecompliceerde arrangementen van de begeleidende jazzbands.

 Het resultaat overtrof alle verwachtingen. Voordat ze het zich realiseerde, was ze Amerika's eerste pop idool. De bladmuziek met haar foto op de voorpagina was niet aan te slepen. En dat terwijl ze zo weinig mogelijk in theaters optrad, geen rollen vervulde in Broadwayshows en geen films maakte. Radio en platen maken waren veel geschikter voor haar. Annette was van nature erg verlegen en had enorme plankenkoorts. Haar relaxte zangstijl met hot jazz begeleiding was voldoende om haar een ongekende populariteit te verschaffen. Deze 'laid-back' zangstijl , die heel gemakkelijk leek, maar heel moeilijk was uit te voeren, werd in die tijd ook door Bing Crosby met het orkest van Paul Whiteman toegepast. Annette was op haar best in de opnamestudio. Ze kon het uitstekend vinden met de muzikanten en had groot respect voor hun prestaties. Zelf was ze heel onzeker over haar capaciteiten als vocaliste. Er was constant angst dat ze een verkeerde noot zou zingen of dat ze halverwege een opname zou moeten hoesten. Blij dat het er op stond riep ze na één van haar eerste plaatopnamen opgelucht: "That's all". De Pathé Studio besloot deze kreet voortaan aan het eind van al haar nummers toe te voegen.

Luisteren naar haar eigen platen deed ze nauwelijks. Ze trouwde in 1934 met de man die haar ontdekte: Herman 'Wally' Rose. Ze maakte 250 studio opnamen en daar werden vanaf begin 1926 tot eind 1936 miljoenen platen van verkocht. Herman trad op als haar manager. Hij gebruikte voor Annettes naam diverse pseudoniemen om gedoe met contracten en auteursrechten te voorkomen.Van 1932 tot 1934 kreeg ze haar eigen radioshow, onder de titel The Personality Girl. Door die shows kreeg ze enorme bekendheid onder andere met We Just Couldn't Say Goodbye, de hit uit de musical Showboat. In 1934 werd ze via een Radio Star enquête de 'Best Female Popular Singer' en werd Bing Crosby de 'Best Male Popular Singer'. In 1936, moe van de showbusiness, trok ze zich terug en nam een kantoorbaantje om zich geheel te wijden aan haar rol als Mrs. Herman Rose. Haar echtgenoot overleed in 1954. Een jaar later maakte haar platenmaatschappij opnieuw een aantal proefopnamen die moesten bewijzen dat ze het zingen nog niet was verleerd. Men hoopte op een comeback maar ze sloeg een aanbod af. Het was financieel niet nodig en bovendien had ze meer dan genoeg van de showbusiness. In 1975 hertrouwde ze met een zekere Herbert Curtin. In een radio interview in 1978 bekende ze dat ze haar plaatopnamen nooit meer had gedraaid en bleek ze uitermate kritisch te zijn over haar eigen prestaties. Stomverbaasd was ze toen ze hoorde dat verzamelaars 35 dollar voor haar 78 toeren platen neertelden. In 1984 werkte ze nog mee aan een radio-interview, waarin ze praatte over haar leven en haar carrière.

Annette Hanshaw overleed in 1985 aan kanker na een lang ziekbed in het New York Hospital. In haar thuisland Amerika was ze totaal vergeten (typisch Amerikaans*). In Engeland daarentegen bracht zangeres Janice Day op het classic jazz festival van Whitley Bay in 2016 veel van haar werk opnieuw ten gehore. In Nederland had zangeres Zenja Damm een aantal Hanshaw nummers op haar repertoire. Gelukkig zijn veel opnamen en de radio interviews vandaag de dag via Youtube te beluisteren. "That's all".

* In Frankrijk lag in 1963, tijdens de begrafenis van Edith Piaf , heel Parijs plat.

Bronnen:

- Fountain Records: The recordings of Annette Hanshaw                                                                               
- Sandy Brown: Annette Hanshaw                                                                                                                  
- David Soren: Annette Hanshaw                                                                                                       
-  Scott Janow: Classic Jazz                                                                                                      
- ASV Living Era Lovable & Sweet Cd.










vrijdag 14 mei 2021

The Dutch



Na de Tweede Wereldoorlog werd de revival van de classic jazz in verschillende Europese landen in gang gezet door de oprichting van vele revival jazzbands. Door de oorlog was de ontwikkeling van jazzmuziek tot stilstand gekomen. In Nederland waren de Ramblers al in de twintiger jaren begonnen naar voorbeeld van Amerikaanse bands, waarvan de grammofoonplaten ook in Nederland verkrijgbaar waren. Naast de Ramblers waren veel bands tot aan het uitbreken van de oorlog actief in clubs, danszalen, restaurants en op festivals. In het tijdschrift De Jazzwereld waren deze ontwikkelingen goed te volgen. In Amerika was classic jazz, zoals het in de twintiger jaren was ontstaan, wat verder naar de achtergrond geraakt. Grotere orkesten, ondersteund door de radio, maakten hoofdzakelijk commerciële dansmuziek; een ontwikkeling waaraan vele, vaak goed opgeleide, beroepsmuzikanten om financiële reden deelnamen. De jazz, dat wil zeggen de geïmproviseerde muziek, sloeg een nieuwe vrijere richting in: de bebop. Daarnaast werd er vooral in studentenkringen terug gegrepen naar de basis, terug naar het begin. Een aanstekelijke, ontspannen vorm van muziek, zoals die in de twintiger jaren werd gespeeld en jazz (jass) werd genoemd. De revival was begonnen, ook in Nederland.

Amateurmusici, zoals  Peter Schilperoort, Frans Vink, Joost van Os, Joop Schrier, Eddie Hamm en andere jonge jazzbeoefenaars waren goed op de hoogte van wat er in Amerika gebeurde. Klarinettist Peter Schilperoort had begin 1945 al een kwartet met drummer Tony Nüsser, pianist Frans Vink en bassist Henny Frowein dat speelde in de stijl van Benny Goodman. Het wachten was op de bevrijding. Er was al een afspraak om zo gauw die een feit was in het openbaar te gaan optreden in restaurant  St. Regis in Den Haag. Op 5 mei 1945 was het zover. Daarna volgden talrijke optredens voor de Canadese en Binnenlandse Strijdkrachten. Het kwartet werd uitgebreid met trompetist Joost van Os, trombonist Bill Brant en gitarist Otto Gobius. Al snel kreeg de band bekendheid onder de naam: Orchestra of The Dutch Swing College. De naam College was doelbewust gekozen, omdat men onderricht wilde geven over jazzmuziek via grammofoonplaten, lezingen, radio uitzendingen en concerten. De stijl van de band was enerzijds gericht op de composities van Duke Ellington, anderzijds op die van de Chigago bands. De band speelde ook voor Radio Herrijzend Nederland. De vaderlandse pers begon steeds meer belangstelling te tonen. Pianist Frans Vink verliet de band, omdat hij zich helemaal op de fotografie wilde toeleggen. Met diens vertrek verdween ook de Ellington-invloed uit het Swing College. Vink werd opgevolgd door pianist Joop Schrier en Peter Schilperoort was nu alleen aan de leiding. Wie was Peter Schilperoort? 

Peter werd geboren in Den Haag op 4 november 1919 en kreeg eerst pianoles, maar leerde zichzelf later verscheidene andere instrumenten te bespelen. Toen hij zestien was werd hij opgenomen als gitarist in de band van de Dalton-HBS in Den Haag, de school waar zijn vader directeur van was. Peter kocht voor 17,50  gulden een klarinet in een muziekwinkel en leerde spelen van de klarinettist uit de schoolband. Na de MTS in Haarlem kwam hij in 1938 via gitarist Otto Gobius in contact met de Haagse band The  Bouncers en een jaar later met de Swing Papa's, een semi-professioneel orkest, dat in de Chicago stijl speelde en nationale faam genoot. Schilperoort maakt zijn eerste plaatopnamen met deze band. In de oorlog nam de belangstelling voor de Papa's af;  Jazz was door de Kultuurkamer niet toegestaan en Schilperoort nam zijn toevlucht tot hawaii muziek ensembles. In 1941 was hij begonnen aan een studie werktuigbouwkunde aan de TH in Delft. In 1943 weigerde hij de door de Duitsers verplichte loyaliteitsverklaring te ondertekenen, waardoor hij zijn studie moest onderbreken. Hij werd beroepsmuzikant in het orkest van Klaas van Beek. Met huisgenoot Frans Vink werden plannen gemaakt voor een jazzinstituut  na de oorlog. Schilperoort moest de laatste maanden van de oorlog van alles aanpakken om in zijn levensonderhoud te voorzien. Naast zijn baan als beroepsklarinettist gaf hij klarinetles en werkte hij onder meer in de Haagse Centrale Keuken. 

Onder leiding van Peter Schilperoort ontwikkelde de band zich snel. Een half jaar lang kon er worden gespeeld in de Canada Club in Apeldoorn. Het eerder geselecteerde repertoire kon in praktijk worden gebracht. In 1946 nam de band deel aan het Internationaal Jazz Concours in het Panthéon Theater in Brussel, georganiseerd door de Hot Club Belgique. The Orchestra of the Dutch Swing College won vijf verschillende prijzen waaronder beste orkest, beste solist en beste klarinettist van het hele concours.                 (P. Schilperoort). In 1947 hoorde Peter het Franse orkest van Claude Luter dat duidelijk de richting van de authentieke New Orleans stijl had gekozen. Daarop besloot Schilperoort dat voorbeeld te volgen. Goed ingestudeerde collectieven, afgewisseld door vrije soli, werden kenmerkend voor de stijl van Schilperoort's Dutch Swing College Band. De DSC kreeg vaste engagementen voor de AVRO radio en de eerste uitzending voor de Wereldomroep werd een groot succes. In 1948 werden de eerste opnamen voor het Decca platenlabel gemaakt.  Het jazzinstituut dat Schilperoort in het begin voor ogen stond, raakte op de achtergrond. De band, met dezelfde naam, oogstte daarintegen steeds meer successen. Er werden tournees gemaakt naar  Engeland en België. In Engeland werden opnieuw plaatopnamen gemaakt en  bekende solisten als Sidney Bechet, Hot Lips Page, Albert Nicholas en Nelson Williams traden op met de band. In 1952 werd de zevende verjaardag van de DSC band gevierd met het eerste live-optreden van een Nederlands jazzorkest op televisie.

Formeel had de band nog steeds de amateurstatus. De meeste leden studeerden nog. Ook Schilperoort pakte in 1953 zijn studie werktuigbouwkunde weer op en behaalde in 1956 zijn ingenieursdiploma. Ondertussen trad hij in dienst van Fokker om in 1959 weer zijn ontslag te nemen. De routine van een  achturige werkdag beviel hem niet, ondanks zijn fascinatie voor de luchtvaart. Hij ging zich bezighouden met fotografie en zeilen en viel als freelance muzikant ook in bij de DSC band, die ondertussen was doorgegaan onder leiding van pianist Joop Schrier. Toen deze voorstelde om van de DSC band een beroepsorkest te maken en zo te profiteren van de dixielandstorm  (I scream, you scream, we all scream for Ice Cream) die vanuit Engeland kwam overwaaien, was Schilperoort graag bereid om de leiding van de band weer over te nemen. De bezetting bestond nu naast Peter Schilperoort uit beroepsmusici (Oscar Klein-cornet, Dick Kaart-trombone, Jan Morks-klarinet, Arie Ligthart- banjo, Bob van Oven-bas en Martin Beenen-slagwerk). Een gouden tijd brak aan. Naast de bekende Europese podia volgen tournees naar alle werelddelen. In 1963 weigerde de band een Edison in de categorie 'Instrumentaal', omdat het in de categorie 'Nederlandse Jazz' had moeten zijn. Veel fans uit de trouwe DSC aanhang hadden respect voor dit standpunt. Tussen 1963 en 1967 was de DSC band het huisorkest op radio Veronica. Gastsolisten Billy Butterfield, Jimmy Witherspoon, Teddy Wilson en accordionist Johnny Meyer leverden met de band uitstekende muzikale prestaties. Na de breuk met Philips keert het tij. De band bracht een eigen platenlabel uit, dat mislukte door de voortdurende distributieproblemen. DSC platen waren niet voldoende verkrijgbaar in de platenzaken. Schilperoort had verkeerde adviezen opgevolgd. In 1968 verlieten Oscar Klein, Martin Beenen en Jan Morks het orkest. Het was een publiek geheim dat de karakters van Morks en Schilperoort teveel botsten. Schilperoort was een man van tegenstellingen, een perfectionist als het om muziek ging maar lastig in de omgang. Voor zijn omgeving was het niet altijd makkelijk om met hem op te trekken. Klarinettist Bob Kaper volgde Jan Morks op. Schilperoort kreeg problemen met zijn gezondheid, eerst met de spieraanhechtingen aan zijn vingers, later met een virusaandoening. In het midden van de jaren tachtig stopte hij met spelen en verliet hij de DSC band. Zijn rol werd overgenomen door Bob Kaper, die een verjonging in de bezetting realiseerde en een wat minder authentieke stijl hanteerde. In 1990 overleed Peter Schilperoort. In  het jaar 2000 stelde Bob Kaper een geheel nieuwe band samen, die uitgroeide tot een een achtmans bezetting, zoals die in de vijftiger jaren was begonnen. Het werd geen kopie, maar een wat gladdere mainstream stijl om te trachten een groter publiek te bereiken.

De laatste jaren werd het steeds moeilijker om als traditionele jazzmuzikant aan de kost te komen. De doelgroep werd steeds kleiner en vergrijsde sterk. Het aantal jazzclubs en jazzfestivals nam steeds af en de media schonken nauwelijks of geen aandacht aan deze muzieksoort. Classsic jazz is special interest muziek geworden, maar de Dutch Swing College Band bestaat nog steeds! De bezetting is teruggebracht tot zes topmusici, klarinettist Bob Kaper nam in mei 2020 afscheid. De rest (Kees Jan Hoogeboom op trompet, David Lukacs op klarinet, Andy Bruce op trombone, Peter Kanters op gitaar, Adri Braat op bas en Anton Burger als slagwerker) zet de traditie voort als de langst bestaande professionele oude stijl  jazzband ter wereld, met nog steeds een trouwe groep volgelingen sinds 1945. Dutch Swing College, nog veel succes in de toekomst !


                                                


 








 

donderdag 1 april 2021

ANDOR


Het moet eind 1978 geweest zijn toen ik een uitnodiging kreeg om als trombonist te komen spelen in Andor's Jazzband, een negenmans formatie met een repertoire van 'small bigband jazz from the twenties' zoals aangeduid op het visitekaartje van de band. Andor Lukacs maakte in die tijd deel uit van een groep Amsterdamse oude stijl jazzliefhebbers die op zondagavond in de Blokhut bij elkaar kwamen om muziek te maken (zie Tante Alie blog 12-2-2019) Hij speelde eerst als banjoïst bij de Bixieland Stompers, maar toen dat stopte en hij was verhuisd naar Breda, kreeg hij het idee om met een selectie uit de Blokhut en de Roaring Twenties Club Breda een nieuwe band samen te stellen. In het begin was er alleen sprake van een gelegenheidsformatie, waarmee in de RTCB Club in Breda op 14 april 1979 voor het eerst werd opgetreden. Etienne Francois, Leo Sluimers, Hans Kip en Herman Openneer waren er toen al direct bij. Andor was de bandleider. Hij bepaalde de definitieve bezetting, het repertoire, organiseerde de optredens en onderhield de contacten met de clubs. Er werd nog niet gewerkt met uitgeschreven partijen, alleen de volgorde van de collectieven en de solo's werden proefondervindelijk vastgesteld. De eerste drie jaar werd er alleen in Nederlandse jazzclubs en festivals gespeeld en met een min of meer vaste bezetting. In 1983 werd het pas echt serieus, nadat er uitnodiging  kwam voor een optreden in de Cotton Club in Hamburg. Plotseling moest er van alles worden geregeld. Vervoer, overnachtingen, maaltijden, speellijsten, promotiemateriaal, brieven en contracten in vreemde talen, financiën en last but not least de bandbezetting. Was de vaste negen mans bezetting wel zo vast als het leek? Was iedereen wel in de gelegenheid om zomaar een aantal dagen naar het buitenland te vertrekken? Etienne Francois was meteen al verhinderd en werd vervangen door Ad Houtepen uit Breda. Na een afspraak ergens in midden Nederland, werd er met twee auto's in sneltreinvaart koers gezet naar Hamburg. Daar inchecken in Hotel Adria Hof, snel wat eten en door naar de Cotton Club. Daar werd de band als volgt aangekondigd:
"Heute abend spielt für Sie Andor's Jazzband  mit viel Spass wunderschönen Hot Dance und Jazz. Musik aus den Jahren 1922-1929, bekannten und schon vergessen Melodien aus nostalgischen schellack Zeiten."


De Duitsers vonden het prachtig. Auf Wiedersehen! Dat gebeurde dan ook Op zaterdag 5 januari 1984 was de band terug in Hamburg met op de zondagmorgen daarna een  Frühschoppen concert in de Buchholzer Schützenhalle. Het kwam er eigenlijk op neer dat de amateur status moest worden omgezet naar een semi- professionele status.Ging dat wel met gezin, werk en het spelen in andere orkesten? Andor kreeg veel te regelen. Je zou denken dat hij een aantal taken aan andere bandleden zou willen overlaten. Delegeren? Dat stond niet in zijn woordenboek. Hij wierp zich, naast de muzikale taken, met al zijn energie op alle andere aspecten van het runnen van een jazzband, die op het punt stond Europa te veroveren. In datzelfde jaar werd in clubs en festivals 23 keer in Nederland opgetreden. Andor ging ondertussen door met het leggen van contacten. Vooral in Midden- en Oost- Europa, waar hij via zijn werkgever Unilever relaties had,  wierpen die contacten, ook voor de band, vruchten af. In een interview in de Jazz Pocket van april 1984, het huisorgaan van de Haarlemse Jazzclub, zei hij daar zelf het volgende over:

"Wie in de jaren 1960-1975 oude stijl jazz wilde spelen kon op zondagavond terecht in de Amsterdamse Blokhut waar oud en jong talent tijdens jam sessions verwoed hot jazz probeerde te spelen met redelijk tot dikwijls prima resultaat. Een hele Amsterdamse generatie jazzmuzikanten heeft daar levendige en onuitwisbare herinneringen aan. In 1978 bracht ik een groep ervaren oude makkers bij elkaar om op dezelfde ongecompliceerde Blokhut manier classic jazz te maken. Omdat ik van tevoren wist dat er van repeteren niet al te veel terecht zou komen, moest de bezetting bestaan uit zeer ervaren muzikanten, die in staat waren goed naar elkaar te luisteren en bekend waren met een uitgebreid twintiger jaren repertoire, dat ze zonder veel moeite konden spelen. Zo ontstond er een 9-mans orkest met twee kornetten, een trombone, twee saxen, piano, banjo, sousafoon en banjo. Etienne Francois (kornet en viool) was jarenlang leider van de bekende Animal Crackers. Leo Sluimers -kornet, onder andere lid van de Victoria Band, Hans Kip - trombone, lid van de Training College Jazzband en leider van de Pink Elephants. Remco van der Gugten - sopraan en tenorsax, was 10 jaar leider van de Limehouse Jazzband, Ruud Ditmarsch -klarinet en tenorsax, lid van de Western Jazz Group en de Limehouse Jazzband. Herman Openneer, Nederlands bekendste wasbordspeler, lid van de Animal  Crackers en Pink Elephants,  Tom Stuip -banjo, lid van onder andere de Dixie Machine en The Down Town Jazz Band. Eric de Jong -sousafoon en bas sax was voormalig lid van de Animal Crackers en Limehouse Jazzband en ik piano met ervaring in vele Amsterdamse formaties. Het repertoire gaat van Jean Goldkette's Orchestra en The Coon Sanders Orchestra naar Mc Kinney's Cottton Pickers en The Duke Ellington Orchestra, maar ook vaudeville shownummers, zoals The Man I Love, spelen we graag." aldus Andor in 1984.


In Januari 1985 was de Jazzclub Hannover aan de beurt, gevolgd door Buchholzer Schützenhalle en de Hannover Jazztage aan het eind van dat jaar. Het jaar daarop was druk: naast alle optredens in Nederland, werd er gespeeld in Praag, Bratislava, Wenen, Hannover, Stuttgard, Luzern, en Dreieichhain/Frankfurt. De zomer trip (met partners) naar Praag was bijzonder, omdat in het toenmalige communistische Tsjecho- Slowakije jazzmuziek door het regiem slechts oogluikend en gecontroleerd werd toegestaan. De stad hing vol met rode spandoeken met teksten van de communistische partij. De band repeteerde min of meer illegaal in het conservatorium, werkte mee aan een radio-uitzending en nam deel aan een festival. Het vervoer ging met een oude stadsbus, georganiseerd door bevriende Tsjechische collega muzikanten. In Wenen trad de band op in Jazzland, dé jazzclub van Wenen en in een groot warenhuis op de derde etage, tussen de japonnetjes. Dit alles onder de bezielende leiding van Andor, die iedereen in zijn eigen taal te woord stond en het allemaal vooraf vanuit Nederland had georganiseerd. Ook 1987 was een druk buitenlands jaar. Opnieuw optredens in Wenen, Bratislava, Biel in Zwitserland, Karlsruhe en Hannover. De bezetting van de band was hetzelfde gebleven. 
In 1988 veranderde dat door het plotseling overlijden van kornettist/violist Etienne Francois. Andor moest op zoek naar een nieuwe melodie man naast Leo Sluimers, die in de frontline altijd prima had samengewerkt met Etienne en die goede vrienden waren geworden. Het werd Ad Houtepen uit Breda, een ervaren kornettist/saxofonist uit de Victoria Band. Ad had ook ervaring met het schrijven van arrangementen; een talent waar Andor in de toekomst steeds meer gebruik van wilde maken om compacter te kunnen spelen, om het repertoire voor lezende invallers direct toegankelijk te maken en om de saxofoongroep met een extra saxofonist uit te breiden. Daar kwam bij dat Andor, alhoewel een redelijke pianist, niet de kennis bezat om nummers te arrangeren. Ad kon dat wel. Door zijn  komst veranderde een aspect van de organisatie, want Ad was werkzaam in het onderwijs en daardoor niet altijd beschikbaar. Andor loste dat op door meerdaagse optredens in het buitenland te plannen in de schoolvakanties. De andere bandleden stelden zich over het algemeen flexibel op ten aanzien van de geplande data voor optredens.Toch kwam het voor dat er vervangers moesten worden gezocht. Andor was daar nooit blij mee, maar door zoveel mogelijk vaste vervangers in te schakelen, konden die problemen meestal worden opgelost,  zonder de kwaliteit van de band aan te tasten. Echter, alleen nog in schoolvakanties op tournee te gaan, veroorzaakte bij sommigen problemen aan het thuisfront. Familiebelangen kwamen in het geding. Wat was belangrijker? Een familie tripje in de schoolvakantie met vrouw en kinderen naar de Ardennen? Of een optreden met de band 2000 kilometer verderop in Wenen? Voor Andor was die keuze niet moeilijk. Hij eiste onvoorwaardelijke aanpassing aan zijn planning en verloor daarbij uit het oog dat de bandleden omhoog gevallen amateurs waren en geen fulltime profs.
In november 1988 nam de band deel aan het Göttinger Jazz Festival: 
 'Unter der Leitung des Pianisten Andor Lukacs spielen neun bekannte und erfahrene Musiker der Niederländischen Oldtime Jazz Szene anspruchsvollen, swingenden und fröhlichen Hot Dance und Jazz Music,' aldus het programmaboekje van het festival.  
                                                                                                                                                                   Na weer een paar dagen van huis en een duizendtal gevaarlijke snelwegkilometers, vond ik dat het mooi geweest was. Begin 1989 deelde ik Andor mee na tien jaar te willen stoppen. Ik stelde voor dat mijn vaste vervanger, Victor Bronsgeest, mijn plaats zou innemen. Dat lukte meteen, omdat Victor graag wilde en Andor, zoals een goede bandleider betaamt, de continuïteit van de band voorop stelde. De jaren daarna kende de band vele wisselingen in de bezetting. Na 2010 werd het steeds moeilijker om optredens te krijgen voor een band van negen man. Financieel kwam de zaak vaak niet rond, de aandacht voor classic jazz nam eerder af dan toe en de leeftijd ging tellen. Hij had er 34 jaar op zitten als regelneef, presentator, reisleider, chauffeur en pianist en trok zich in het najaar van 2012 terug uit zijn orkest. De band zelf bleef, tot op vandaag de dag, bestaan ( zie de website) Niemand van de oorspronkelijke basisbezetting was toen nog lid van de band. Andor heeft al die jaren op eigenzinnige wijze geprobeerd classis jazz  en de band op een artistiek zo hoog mogelijk peil te houden. Hij overleed op 20 december 2020 op 81-jarige leeftijd.Persoonlijk heb ik 10 jaar deel uitgemaakt van de band, veel mooie muziek gemaakt en veel plezier gehad. Dank je Andor, het was zeer de moeite waard.

 Bronnen:
-Interviews met Victor Bronsgeest en Leo Sluimers
- Archief Hans Kip
.

       
  
 








zaterdag 13 maart 2021

Een eerbetoon aan Chris Barber

Afgelopen 2 maart is trombonist Chris Barber op 90-jarige leeftijd rustig in zijn slaap overleden.  Zijn band was voor vele beginnende Nederlandse dixielandbands een voorbeeld. Het uit 1927 daterende Ice Cream  werd zijn lijflied en staat nog steeds op het repertoire van vele bands over de hele wereld 'I scream, you scream, we all scream for Ice Cream' heeft bewust of onbewust bijgedragen tot het wat platte imago dat dixielandmuziek hier en daar opliep. Het werd door sommige bands te vaak gebruikt om een goedkoop succesje bij het soms teveel bierdrinkende publiek te scoren. Maar de deun bracht ook veel plezier. Wie was Chris Barber?

Donald Christopher Barber werd in 1930 geboren in Welwyn Hertfordshire als
zoon van de econoom Donald Barber en onderwijzeres Hettie Barber-Dunne. Al op zevenjarige leeftijd kreeg hij vioolles. Toen hij 18 was, schafte hij zich een tweedehands trombone aan. Hij studeerde van 1951 tot 1954 aan de Londense Guidhall School of Music en begon tegelijkertijd een New Orleans jazzband met Monty Sunshine op klarinet, Lonnie Donegan op banjo, Jim Bray als bassist en Ron Bowden als drummer. Later kwam Pat Halcox op trompet erbij en werden de eerste successen geboekt. De toenemende populariteit noopte Pat Halcox om te stoppen; hij wilde geen beroepsmuzikant worden en werd opgevolgd door Ken Colyer die ook de leiding van de band kreeg. Colyers puristische opvattingen over New Orleans jazz leidde tot wrijving. De trompettist hield het bij de stijl van Bunk Johnson en George Lewis, terwijl Barber en de andere bandleden er een bredere opvatting op nahielden. Colyer stapte op en Barber nam de leiding weer over. Hij haalde Pat Halcox terug en samen werkten ze aan een concept dat een mix was tussen technische perfectie en het bluesgevoel en enthousiasme van de New Orleans straatmuzikanten.

In 1954 kwam de doorbraak. Banjoïst Lonny Donigan zorgde voor afwisseling tijdens de optredens. Hij zong met begeleiding van Chris Barber op bas en de rest van de ritmegroep een aantal solo nummers die skiffle muziek werd genoemd. Het nummer Roch Island Line werd uitgebracht op de plaat, waarvan er in Engeland een miljoen werden verkocht. De muziek van Donegan inspireerde de Beatles later tot de oprichting van een eigen skiffle groep: 'The Quarry Men'. In 1957 had de Barber band een mega hit met Petite Fleur. Dit nummer van Sidney Bechet stond in Nederland twee maanden als nummer 1 op de hit parade. In 1959 werd de Noord-Ierse blueszangeres Otillie Patterson mevrouw Barber. Ondertussen richtte Chris met een zakenpartner de Londense Marquee club op, waar iedere popband, van David Bowie tot Fleetwood Mac, optrad. In 1961 trad Chris Barbers Jazz band met heel veel succes op in een uitverkochte Royal Albert Hall in Londen. Van dit concert zijn opnamen gemaakt en op grammofoonplaat uitgebracht,  inclusief de uitzinnige reacties van het publiek. Rond deze tijd trad bluesgitarist John Slaugter tot het orkest toe, dat voortaan de Chris Barber Jazz en Bluesband werd genoemd. Ook werd er gospelrepertoire aan de band toegevoegd. In de jaren zestig nam de populariteit van de traditionele jazz onder druk van de rock en roll wat af. Chris kreeg concurrentie van o.a. Kenny Ball, Mr. Acker Bilk en de Nederlandse Dutch Swing College band. De Barber band bleef echter populair vanwege het brede repertoire in jazz en blues. Amerikaanse bluesartiesten, zoals Big Bill Broonzy, Sonny Terry en Muddy Waters, werden op kosten van Barber naar Engeland gehaald en traden als gastsolist met de band op. In 1967 nam de band Cat Call op, een compositie van Paul McCartney, die op de plaat orgel speelt. Chris Barbers Jazz Band was in Amerika te zien op tv in de Ed Sullivan Show. De band werd er geroemd om diens muzikaal vakmanschap, enthousiasme en amusementswaarde, maar ook om het respect voor de Amerikaanse muzikale grondleggers van de jazz en blues. Chris Barber streefde er steeds naar om de vroegste jazz- en blues tradities uit New Orleans te verbinden met nieuwere ontwikkelingen, zoals de muziek van Charles Mingus, Van Morrison John Mayall, Eric Clapton en de Rolling Stones. "Zonder Chris Barber," zei eens bassist Bill Wyman, "zouden de Beatles en de Stones niet zijn waar ze nu zijn."  

Heel Europa werd het werkterrein van de band. Ook in Nederland traden ze regelmatig op, zoals in de destijds vermaarde Pauwkes Jazz corner in Beek en Donk. Diverse Nederlandse theaters werden vele seizoenen achtereen aangedaan. Na een optreden in de Stadsschouwburg in Haarlem had ik het genoegen om in de pauze een kort gesprekje met Chris te hebben. We hadden het over de moeilijkheidsgraad van de trombone en de voorkeur voor merken en types. Op mijn vraag wie zijn favoriete trombonist was, antwoordde hij: "Ik zou graag zo willen spelen als Miff Mole, maar er is een probleem: ik kan het gewoon niet!" Bij Tros Sesjun was hij een graag geziene gast en samen met platenbaas Wim Wigt produceerde hij 25 albums met classic jazz. Wigt zou ook nog jaren zijn impresario blijven. Regelmatig keerde Chris met zijn repertoire terug naar de muzikale erfenis van Duke Ellington. Hij haalde gastsolisten, zoals Duke Ellingtons klarinettist Rusell Procope naar Engeland om grotere arrangementen, vooral van Ellington repertoire, authentieker te kunnen uitvoeren. In 1991 kreeg Barber vanwege
zijn verdiensten op muziekgebied de onderscheiding Officer of the Orde of the British Empire. In 1998 ging hij  samenwerken  met het orkest de Ellingtonians van Bob Hunt. Die samenwerking leverde uiteindelijk een nieuwe bezetting van 11 musici op. Het orkest kreeg een nieuwe naam: The  Big Chris Barber Jazz Band en ging door met Hunt als tweede trombonist en arrangeur. Hunt is tevens de trotse eigenaar van een trombone die ooit toebehoorde aan de Ellington trombonist Tricky Sam Nanton. Luister naar de geweldige opnamen van The Spell of the Blues en Jubilee Stomp in deze nieuwe bezetting. De Big Band op z'n best! Toen Wim Wigt eens aan Chris vroeg hoe lang hij nog door wilde gaan antwoordde hij: "Zolang jij mijn concerten kan boeken!" De memoires van Chris Jazz me Blues, geschreven door Alyn Shipton, verschenen in 2014. 

Op 12 augustus 2019 maakte zijn management bekend dat Chris Barber, na 70 jaar toeren, zijn loopbaan als actief musicus zou beëindigen. Hij was toen 88 jaar. Daarmee kwam een eind aan zijn dynamische, zeer herkenbare en stijlvaste trombonespel en de deelname aan zijn jazzband, die meer dan 15.000 concerten gaf in vijftig verschillende landen. De band van Chris Barber betekende veel meer dan alleen de vertolking van Ice Cream en Petite Fleur. Door de jaren heen werd een unieke bijdrage geleverd aan de authentieke jazz- en bluesmuziek. De band is gelukkig doorgegaan. Bob Hunt heeft de muzikale leiding en de presentatie is in handen van de Nederlandse klarinettist en saxofonist Bert Brandsma. Bedankt Chris, voor al die prachtige muziek !

Bronnen:

The Guardian, 2 maart 2021, Dagblad van het Noorden, 3 maart 2021, Newsblog 5 maart 2021, Nu Jazz, 5 maart 2021, Wikipedia, 5 maart 2021.                                                                                                         .                                                                                           


 





maandag 22 februari 2021

Pere Morel




Het moet zo'n 40 jaar geleden zijn geweest dat ik attent gemaakt werd op een Franse jazzband die zou gaan optreden in de Josef Lam Jazz Club in de van Diemenstraat in Amsterdam. Ik wist niet veel over het orkest, behalve dan dat ze een LP hadden gemaakt voor Cat Jazz Records, het label van de Haarlemse Jazz Club. Als je die LP draaide, viel direct op hoe authentiek hun manier van spelen was. Het live optreden in Amsterdam bevestigde dat nog eens. Ik was onder de indruk. Zó moest je classic jazz spelen. De man die dat alles organiseerde en arrangeerde was cornettist Jean Pierre Morel. In Doctor Jazz magazine las ik vorige maand een lovende recensie van columnist Joep Peeters over een net uitgekomen cd van Les Chauds Seven onder leiding van diezelfde Jean Pierre Morel; reden genoeg om contact te zoeken, want ik wilde meer weten. Dat leverde het volgende interview op:

Voor de Tweede Wereldoorlog was classic jazz in verschillende vormen populair in Europa. Ook in Nederland waren er veel jazzbands actief. Hoe was dat in Frankrijk?
'Ik heb nooit veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen in Frankrijk in die tijd, en heb eigenlijk nooit iets gehoord over Franse classic jazzbands. Wel weet ik dat er veel amusementorkesten bestonden onder andere die van Gregor et ses Gregoriens en Ray Ventura. Daarnaast waren er een aantal individuele muzikanten die met verschillende orkesten naam maakten via platen en radio uitzendingen, zoals Philippe Brun, Leo Vauchant, Alex Combelle, André Ekyan, Michel Warlop en het duo Stéphane Grappely/Django Reinhardt. Pas na de oorlog werd  jazz populair bij de jeugd, vooral omdat de Sidney Bechet zich in Parijs vestigde.'

Hoe ging die ontwikkeling verder ?
'Bechet werd immens populair en daarvan profiteerden de bands van Claude Luter en André Reweliotty die hem maar wat graag als gastsolist in hun bezettingen opnamen. Andere beginnende jazzbands werden daardoor volledig overschaduwd. Tegelijk ontstonden er in Frankrijk veel moderne jazzgroepen, maar daar heb ik mij nooit veel mee beziggehouden. In die tijd bestond het classic jazz publiek uit jonge mensen, hoofdzakelijk studenten. Ik herinner mij nog goed het eerste concert dat ik bijwoonde van Kid Ory's Jazz band in Lyon in 1956. Ik was toen 13 jaar. Het was in een oud theater in het centrum van Lyon. De hoogste balkonverdieping was afgeladen vol met enthousiaste jongelui. De goedkoopste kaartjes waren in de nok. Helaas verdween die belangstelling en dat enthousiasme met de dood van Bechet en met de opkomst van de rock and roll met Johnny Haliday.'

Welke rol speelde de media, zoals radio ?
'In 1955 introduceerde de commerciële radiozender Europe 1 een dagelijks programma met als titel Pour ceux qui aiment le jazz. Het programma werd een groot succes en droeg ontegenzeggelijk bij aan de verspreiding van jazzmuziek in Frankrijk. Alleen was de helft van de programmering gewijd aan moderne jazz en aan mainstream (Count Basie etcetera) en slechts een klein deel aan classic jazz.'

Waar vonden de live concerten plaats ?
'Parijs was 'the place to be'. Daar traden in het begin de eerder genoemde bands op en later de orkesten van Maxim Saury en Marc Laferriere in clubs, zoals La Hachette. Pas in het midden van de zestiger jaren kwamen er meer amateurbands, zoals Les Haricots Rouges, Les Jazz O'Maniacs, Irakli Jazz Band en Red Hot Peppers in het zuiden van Frankrijk. Alleen Les Haricots Rouges werden volledig beroeps en bekend in heel Frankrijk De 'oudjes', Irakli en Claude Luter, trokken het meeste publiek terwijl de andere, waaronder Sharky & Co, alleen bekend bleven bij hun locale fans. Desalniettemin is er bij jongere muzikanten de laatste jaren weer wat meer belangstelling voor classic jazz ontstaan, vooral in Zuid-Frankrijk door het oude stijl festival in Saint Rafaël en in 2019 door de tournee van de Amerikaanse band Tuba Skinny. Interessant is dat jonge muzikanten allemaal op muziekscholen zijn opgeleid, terwijl ze vroeger zichzelf leerden spelen.'

Welke rol speelde jij in deze ontwikkelingen ? 
'Na het bijwonen van het concert van de Kid Ory Band in 1956  bleef ik geïnteresseerd in classic jazz. Tijdens mijn studie in Lyon begon ik in 1961 op mijn kamer (arme buren) trompet te spelen. Ik kocht platen van Louis Armstrong, Jelly Roll Morton en van Chris Barber's Jazzband. Ik werd vooral fan van Pat Halcox, de uitstekende lead trompettist in de band van Barber. Na mijn studie en verhuizing naar Parijs ruilde ik mijn trompet in voor een cornet en vond ik vooral de trompettisten/cornettisten, zowel  blank als zwart, uit de twintiger jaren interessant. Mijn favoriet, tot op de dag van vandaag, werd naast Joe Smith en Frank Guarente George Mitchell, de cornettist van Jelly Roll Morton's Red Hot Peppers. Naast mijn werk als medewerker bij het Centre National de la Recherche Scientifique had ik genoeg tijd om mijn cornetspel verder te ontwikkelen en kwam ik door bezoek aan de Caveau de la Montagne in Parijs in contact met trompettist Iirakli en veel andere classic jazz muzikanten met als resultaat dat ik naast Alain Froment tweede cornettist werd bij de Famous Melody Boys. De trombonist was Gabriel Conessa. Met hem vormde ik na de Melody Boys eerst The New Orleans Jazz Babies en later Sharkey & Co dat in 1972 Charquet & Co. werd. Deze band werd zeer succesvol, weliswaar alleen bij een kleine groep liefhebbers. We repeteerden iedere maandagavond en speelden twee keer per week afwisselend in de Caveau en in Le Petit Journal, de nog steeds bestaande classic jazz club in Parijs. We traden regelmatig op in Nederland. Op uitnodiging van de Stichting Cat Jazz Records in Haarlem werd de LP Charquet & Co opgenomen en uitgebracht. De band werd bekender in Nederland dan in Frankrijk. De bezetting bestond naast mij op cornet uit Jack Cadieu trombone, Alain Marquet klarinet, Marc Bresdin alt en bariton sax, klarinet, Michel Bescont klarinet en tenorsax, Lionel Benhamou banjo, Bernard Thevin piano en Gerard Servois tuba.'

Hoe ging het verder ?
'Charquet & Co werd in 1978 opgeheven. Ik had er genoeg van. Teveel onderlinge problemen en te heftige discussies. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. In 1996 organiseerde ik een nieuwe groep met een nieuwe naam: Le Petit Jazzband de Mr. Morel. De band was een experiment met grotendeels oude getrouwen en een tweetal nieuwelingen: Daniel Huck altsax en Francois Fournet banjo. Geen trombonist. Organisatorisch lastig met Gerard uit Toulouse Daniel uit Alès, ikzelf uit Nancy en de rest uit Parijs en omstreken. Onze eerste CD Farewell Blues werd opgedragen aan Charquet banjoist Lionel Benhamou, die helaas eerder was overleden. Later is trombonist Daniel Conesa alsnog aan de band toegevoegd. Ondanks de twee cd's op het Amerikaanse Stomp Off label wilde niemand in de Verenig Staten ons uitnodigen, terwijl we vaak te horen kregen dat we beter speelden dan menige band in de U.S.A.'

In 2003 was er weer sprake van een nieuwe band met een nieuwe naam en  bezetting:                    Les Rois du Foxtrot. Wat gebeurde er ?
'De aanleiding was het vertrek van klarinettist Alain Marquet die het erg druk kreeg in andere orkesten en niet meer beschikbaar was. Ik besloot van de gelegenheid gebruik te maken om door te gaan met een complete saxgroep, een tweede cornet en uitgebreidere arrangementen. Bovendien werd er voor het eerst een drummer aan de ritmegroep toegevoegd, waar ook de partijen voor werden uitgeschreven. De bezetting bestond nu uit 10 musici, voor de ene helft uit professionals en voor de andere helft uit amateurs. In de praktijk een mix van goede en slechtere lezers. In vergelijking met Le Petit Jazzband was er een tweede cornet toegevoegd:  Shona Taylor, de saxgroep was uitgebreid met Nicola Montier op altsax. Trombonist Daniel Conesa was vervangen door Patrick Baqueville en Laurence Bridard was nieuw op drums. Un grand jazzband met twee vrouwen in de bezetting! Er werd iedere maand op zondagavond opgetreden in Le Petit Journal met een repetitie op zondagmiddag vooraf. De concerten werden ter plekke opgenomen en uitgebracht op Stomp Off Records.'

In 2015 verlaat je de band. Wat was er aan de hand ?
'De laatste jaren was er een flink verschil van mening ontstaan tussen mij en en saxofonist Nicolas Montier. Nicolas, een ultra perfectionist, wilde het opgebouwde repertoire van 120 nummers terugbrengen tot 20 en ze fijnslijpen tot in de absolute perfectie. Dat was niet in overeenstemming met mijn idee over het bandconcept: een complete bezetting met veel ruimte voor solowerk en met iedere maand ter afwisseling een nieuw nummer op het repertoire; interessant voor de band en voor het publiek. Ik was moe van de voortdurende discussie met het merendeel van de muzikanten en besloot de band te verlaten. Nicolas bracht onmiddellijk zijn visie in praktijk. Hij werd de nieuwe arrangeur, Jacques Schenk de nieuwe pianist, Déborah Tropez de nieuwe drummer en Michel Bonnet de nieuwe eerste cornettist. De naam Les Rois du Foxtrot werd, ondanks mijn verzoek om aanpassing, gehandhaafd. Het resultaat werd vastgelegd op een CD in 2017 met als titel: Hommage à Duke Ellington.'
Les Chauds 7 du Pere Morel

 Wat nu ?
 'Ik wilde niet stoppen met cornet spelen en besloot in   2016 met zes anderen om een kleinere band op te zetten   met als basis het beproefde oude, relaxte concept. Dat   lukte met de oudgedienden Bernard Thevin piano, Marc   Bresdin( dit keer op bassax), Francois Fournet banjo,   Laurence Bridart slagwerk en als nieuwkomers in de   vaste bezetting Stéphane Gillot altsax en klarinet en   Pierre Reboud-trombone. Ziedaar: Les Chauds 7 du   Pere Morel. Ik wil dit keer tot iedere prijs discussies   over de stijl en de perfectie graad voorkomen. Centraal  staat het plezier om met elkaar mooie muziek te maken. We hebben ondertussen  2 CD's gemaakt, waarvan de eerste, Dixieland Doin's, al weer is uitverkocht. In augustus hadden we een fantastische reünie met de voormalige leden van Charquet & Co, waar we de arrangementen van 45 jaar geleden hebben gespeeld, maar waar we ook ontdekten dat we niet meer helemaal het niveau (vooral ik) van toen hebben! In ieder geval is met Les Chauds 7 het plezier weer terug.We spelen nieuwe nummers met intro, chorus, verse en soli in verschillende tempo's en toonsoorten. Les Chauds 7 blijven nog even!'

Bron: Interview met Jean-Pierre Morel 17 februari 2021.
Discografie:
Sharkey & Co LP's ( PRG)
Jungle Crawl 1969, Kansas City Kitty 1972, Petite Fleur 1973
Charquet & Co LP's (Stomp Off)
Dans les Jungles de Poitou (PRG) 1975, (Moulin à Café 1976 (CAT),You'll Long For Me 1976, Crazy Guilt 1977, Jungle Jamboree 1977, Live at the Josef Lam Jazzclub 1977, Everybody Stomp 1978.
Le Petit Jazzband de Mr. Morel CD's (Stomp Off)
Farewell Blues 1997, Delta Bound 1998, Au Petit Journal St.Michel 1999-2000. Le Petit Jazzband:  Café Capers 2000-2002, Baby 1999-2004.
Les Rois du Foxtrot  CD's (Stomp Off)
A Tribute to Elmer Schoebel 2004-2005,Crazy About Red Head Mama's 2006-2008, Fire Works 2008-2010. We're For ever Blowing Bubbles 2011-2013. Humming To Myself ( RDF) 2012
Les Chauds 7 du Pere Morel. CD's (LeBaron)
Dixieland Doin's 2016-2017, Horse Feathers 2017-2019

 

.                                                                                      
 
                                     
     
 


maandag 18 januari 2021

Bananenrokje




Onlangs kwam ik een artikel tegen over danseres, actrice en zangeres Josephine Baker. Daarin werd vermeld dat ze een plaatopname had gemaakt met een Belgisch orkest in Parijs. Als danseres had ze al eerder furore gemaakt. Neem die welbekende foto van haar in dat nauwelijks iets verhullende bananenrokje. Wat had ze als zangeres opgenomen met een Belgische jazzband? Het wekte mijn nieuwsgierigheid: een bananenrokje in een Belgische jazzband?

Josephine McDonald werd geboren in Saint Louis (Missouri) USA op 3 juni 1906. Haar ouders, hij van Duitse afkomst, zij Afro-Amerikaans en beiden vaudeville artiesten, traden op in heel Midwest Amerika. Al vroeg werd Josephine als danseresje bij de shows van haar ouders betrokken, maar het succes was matig. Vader Eddie gaf er de brui aan en liet vrouw Carri en dochter in de steek. Carri hertrouwde en kreeg er een zoon en twee dochters bij. Haar nieuwe echtgenoot raakte werkloos en Josephine werd al vroeg gedwongen werk te zoeken, dat bestond uit huizen schoonmaken en op kinderen passen bij rijke blanke families. Er werd haar als donker meisje op het hart gedrukt de kinderen niet te zoenen. 

Toen Josephine dertien was, kreeg ze een baantje als serveerster en danste en bedelde voor extra geld op straat. Dat werd opgemerkt door een Afro-Amerikaanse theatergroep. Josephine werd in deze groep opgenomen en liep van huis weg. In 1921 trouwde ze met Willy Baker en scheidde ook al snel weer van hem, maar ze behield de familienaam van haar ex-echtgenoot voor de rest haar leven. Josephine Baker kreeg succes en trad op als danseres in verschillende vaudevilleshows. Ze verhuisde naar New York, waar ze in eerste instantie werd afgewezen (te mager en te donker). Als kleedster en later als invalster wist ze toch een plek in de theaters te veroveren. Ze trad op in het Plantation Café samen met zangeres Adelaide Hall en in de Chocolate Dandies Show met zangeres Ethel Waters. Door met haar ogen te rollen en met opzet onhandige bewegingen te maken, werd ze in het begin van de jaren twintig publiekslieveling op Broadway. In 1925 werd er een filmpje opgenomen waarin ze met het orkest van Isham Jones een demonstratie gaf van de toen populaire Charlestondans. In hetzelfde jaar volgden tournees naar Zuid-Amerika en Europa.

In de Parijse Folies Bergère oogstte ze enorm succes met haar ‘Danse Sauvage’, alleen gekleed in een rok van bananenschillen en in gezelschap van Chiquita, een jachtluipaard met een diamanten halsband, die regelmatig ontsnapte en van het podium in de orkestbak sprong en daar de musici de stuipen op het lijf joeg. In 1926 maakte ze een aantal plaatopnamen met de band van de Belgische trompettist Leon Jacobs met nummers als You Drivin'me Crazy, After I say, I am Sorry, Everybody loves my Baby, Blue Skies, I've Found a new Baby, Bye Bye Blackbird en Then I will be Happy. 


In 1928 trad ze op in Nederland. De multi-getalenteerde Josephine werd de meest gefotografeerde vrouw in de internationale showbusiness, meer nog dan haar blanke rivalen Gloria Swanson en Mary Pickford. Ze werd The Black Venus genoemd, kreeg meer dan 1000 huwelijksaanzoeken en verdiende meer geld dan ieder andere artiest in Europa. Pablo Picasso en Ernest Hemingway waren grote fans. Ze had een korte maar hevige verhouding met de auteur Georges Simenon, die uit Luik afkomstig was, net als het Belgische orkest waarmee ze plaatopnamen maakte. In 1930 speelde ze de hoofdrol in twee films:
Zou-Zou en Princesse Tamtam. Speciaal voor de films maakte ze twee opnames met de toen zeer populaire Comedian Harmonists. Met het verdiende geld kocht ze Les Milandes, een landgoed in Castelnaud Fayrac en liet ze haar hele familie overkomen uit Saint-Louis. In 1932 en in 1933 trad ze opnieuw in Nederland op om in 1936 terug te keren naar Amerika voor een optreden in de Ziegfeld Follies show in New York. Ondanks het feit dat ze een grote ster in Europa was, werd haar optreden in Amerika een totale mislukking. Het Amerikaanse publiek beschouwde het bijzondere optreden van de bijna naakte, zwarte Afro-Amerikaanse artieste, als ongepast. De New York Times schreef een negatieve, discriminerende recensie over haar optreden. Een ontgoochelde Josephine Baker keerde met een gebroken hart terug naar Europa.
In 1937 nam ze de Franse nationaliteit aan door te trouwen met de Fransman Jean Lion en ging ze definitief in Frankrijk wonen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Josephine voor de Résistance door haar positie als topartieste te gebruiken voor het verzamelen van inlichtingen die ze met onzichtbare inkt noteerde op muziekpapier. Hiervoor werd ze later door de Franse regering onderscheiden met onder andere de Verzetsmedaille en het Ridderkruis van het Legioen van Eer. In 1944 trad ze op voor Amerikaanse soldaten die net het zuiden van Nederland hadden bevrijd. Het optreden vond plaats in Overasselt. De overnachting was in hotel de Poort van Cleve in Grave.

Gedurende de vijftiger en zestiger jaren bezocht Josephine regelmatig Amerika om oppositie te voeren tegen rassenscheiding en discriminatie. In 1951 werd haar de toegang tot een club in New York geweigerd. Grace Kelly, die wel toegelaten was, verliet uit protest met haar hele vriendenkring de club, om er nooit meer terug te komen. Josephine Baker en Grace Kelly zijn altijd vrienden gebleven. 
In 1963 liep ze mee in de March on Washington en kreeg ze als een van de weinige vrouwen een spreekbeurt waarin ze zei:
"You know friends, that I do not lie to you when I tell you that I walked in the palaces of kings and queens and that I walked into the houses of presidents and much more. But I could not walk into a hotel in America to get a cup of coffee and that made me mad.”


Josephine Baker bleef optreden en platen maken. Op Youtube is veel van haar werk te vinden. In 1973 trad ze, na jaren ervaring met boycots en rassendiscriminatie, op in de Carnegie Hall in New York. Ze was erg nerveus over hoe het Amerikaanse publiek haar zou ontvangen, maar kreeg al een staande ovatie voordat het concert begonnen was en brak in tranen uit. De show werd een groot succes en markeerde Bakers terugkomst in het Amerikaanse theater. Ondertussen had ze 13 kinderen geadopteerd uit verschillende landen die allemaal woonden op haar landgoed Les Milandes. Daarmee wilde ze aantonen dat mensen met een verschillende huidskleur en uit verschillende culturen heel goed kunnen samenleven.

In april 1975 trad Josephine Baker op in het Bobina Theater in Parijs ter gelegenheid van het feit dat ze 50 jaar geleden debuteerde in die stad. Verscheidene beroemdheden waren aanwezig, waaronder Sophia Loren en Princes Gracia van Monaco. Een paar dagen later, op 12 april 1975, overleed Josephine in haar slaap aan een hersenbloeding. Op de dag van haar begrafenis stonden er 20.000 Parijzenaars langs de route van de rouwstoet en betuigde de Franse regering met twintig saluutschoten haar de laatste eer. Ze was de eerste Amerikaanse vrouw die met Frans militaire eer werd begraven. Haar graf bevindt zich op het Cimetière de Monaco in Monte Carlo. Josephine Baker, die optrad in een bananen rokje en classic jazzplaten maakte met een Belgisch orkest in Parijs, bleef de wereld inspireren. In 1991 werd The Josephine Baker Story uitgebracht. De film won vijf Emmy Awards en een Golden Globe. Een bijzonder verhaal over een bijzondere vrouw.
 
Bronnen:
National Womens History Museum, The Offical Site of Josephine Baker,.Josephine Baker Biography, Herman Romer Pschorr, Josephine Baker en het zwarte tumult Michel Didier.