dinsdag 2 april 2019

De erfenis




In  2007 was ik op bezoek bij mijn vriend Rens Velthuizen. Hij runde het zalencentrum Trianon aan de Oude Gracht in Utrecht. De grote zaal werd o.a. gebruikt om er danslessen te geven en was voorzien van een prachtige parketvloer, een podium en een bar.
Het idee ontstond om de zaal een keer in de maand om te toveren in een jazzclub. Utrecht kende tot op dat moment geen gelegenheid waar oude stijl jazzmuziek live te beluisteren viel. Daar moest hoog nodig verandering in komen.
De opzet was om allereerst een huisorkest samen te stellen bestaande uit ervaren muzikanten die meteen konden beginnen. Na overleg met saxofonist Ronald Jansen Heijtmajer vormden Koos van der Hout (trompet), Hans Koppes (tuba), Johan Lammers (banjo), Rene Winter  (slagwerk) en ik (trombone) de Trianon Jazz Band; zie Youtube.
De clubformule was uniek. Bij de maandelijke optredens werd een gastsolist uitgenodigd als aanvulling op de vaste bezetting. Dat varieerde van zangeressen, zoals de Peeters Sisters, Solveig Borgen, Edsilia Rombley (!) en Chris Peeters tot instrumentalisten, zoals Rob Veen, Alain Marquet, Guido Nielsen, René van Astenrode, Frits Kaatee en Fred Demetere. Die laatste pikte ik op als gitarist/straatmuzikant in Hoog Catharijne, waar hij in gypsystijl de sterren van de hemel speelde.
In de pauzes werden er muziek- en tekenfilmpjes getoond.

Een van de vaste bezoekers van de club was een grijs/blonde, wat magere man die na afloop van een optreden naar mij toe kwam. "Hallo Hans, ken je mij nog?" vroeg hij. Ik herkende vaag zijn gezicht, maar kon hem niet direct thuisbrengen.
Het bleek Henk Alberts te zijn, net als ik een voormalige leerling van het Stedelijk Lyceum in Zutphen. Hij woonde in Utrecht, en was als docent verbonden aan de Utrechtse Hoge School. Voorafgaand aan de optredens in de Trianon Jazz Club, plakte ik de stad vol met posters. Op zo'n  poster had hij mijn naam gelezen. Henk werd een vaste bezoeker van de club. Hij speelde trompet in een Utrechts jazzband, waar ik nog eens ingevallen ben.
Henk, een zware roker, kreeg problemen met zijn gezondheid. Zijn bezoeken aan de club namen af. Op een gegeven moment miste ik hem. Tot mijn schrik ontving ik na korte tijd zijn overlijdensbericht en werd ik opgebeld of ik op zijn begrafenis in Utrecht, samen met zijn muziekvrienden, wilde spelen. Dat heb ik gedaan. Ik herinner me die dag als de dag van gisteren. Het was midden in de winter, er lag een flink pak sneeuw.
In het bezoekerscentrum werd afgesproken dat we achter de kist, die naar het graf werd gedragen, een aantal nummers zouden spelen. Dit in de traditie van New Orleans, waar dat gebeurde - en wellicht nog steeds gebeurt - als er een muzikant was overleden. Glijdend achter de kist hebben we Henk met nummers als 'Didn't he ramble' en'Just a little while to stay' naar zijn laatste rustplaats begeleid.

Enkele maanden later kreeg ik bericht van zijn partner, die me bedankte voor mijn medewerking. Maar ze had nieuws: Henk had mij in zijn wilsbeschikking een instrument nagelaten dat bij haar op zolder stond. De vraag was of ik geïnteresseerd was. Meer kon ze er niet over zeggen. Natuurlijk was ik geïnteresseerd! Ik maakte een afspraak om te gaan kijken.
Het bleek een trombone te zijn; een instrument dat in jaren niet was aangeraakt. Het zag er niet al te best uit, maar ik kon en wilde het niet weigeren. Het foedraal was redelijk intact met aan de binnenkant die ouderwetse groene vilten bekleding. De trombone zelf was vuil en gedeukt, maar de schuif zat niet vast - een deuk in de schuif betekent altijd het einde. Thuis ging ik op verder onderzoek uit. Gegraveerd in de beker stond de merknaam: The HN White Cleveland. Nieuwsgierig zocht ik de naam op via het internet.

Henderson N.White bouwde in zijn werkplaatsje in Cleveland U.S.A in 1894 zijn eerste trombone en noemde het model 'de King onder de trombones'. Daarmee was het merk King van de H.N.White Company, een bedrijf dat nog steeds bestaat, geboren. De trombone had, vergeleken met alle daarvoor geproduceerde, een betere toon, droeg verder en was uitgerust met een lichtere, snellere, goed lopende schuif.
Het merk King werd zeer bekend, vooral door trombonist Tommy Dorsey, 'the gentleman of swing', die lang op een King heeft gespeeld. In de loop der jaren werd het gamma uitgebreid met een complete serie blaasinstrumenten.
Toeval: ook ik kocht in Amerika, alweer jaren geleden, een King 2B trombone, waar ik nog steeds met veel plezier op speel.

Aan de oude King van Henk, met een serienummer daterend uit 1915 (wellicht een classic jazz exemplaar), moest wel wat gebeuren. De beker was gedeukt, de schuif moest worden gesteld en gesmeerd en van een nieuw slot worden voorzien. Last but not least: het zilver moest worden opgepoetst.
Ik belde met Atelier Pfeiffer in Rijswijk. "Wat? Een HN White King? Wanneer komt u hem brengen?"
"A.s. donderdag, maar ik vlieg dinsdag terug naar Spanje."
" Geen probleem, zo'n instrument hebben we hier nog niet gehad. U krijgt voorrang, maandag is ie klaar!"
En zo geschiedde. De trombone speelt als een zonnetje! Soepel, makkelijker in het hoge register en... met een fluwelen toon.
Henk, nog bedankt, ik blijf aan je denken!




3 opmerkingen:

  1. Die ken ik nog wel, unieke trombone. Mooi om te lezen, dank voor de link naar dit verhaal www.atelierpfeiffer.nl

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Prachtig - je initiatieven, inzet, enthousiasme en natuurlijk de liefde voor de (echte) jazz worden door veel mensen gewaardeerd. Keep those stories coming' Grt IK

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat een heerlijk poëtisch verhaal. An een ware artistes. Lieflijk

    BeantwoordenVerwijderen