zaterdag 14 november 2020

Drie toppers uit Scranton





De nieuwe president van de Verenigde Staten, Joe Biden werd geboren in Scranton, Pennsylvanië, de swingstate, die ervoor zorgde dat Biden aan zijn meer dan 270 kiesmannen kwam. Het heeft er altijd al geswingd! In Scranton begonnen ook Tommy en Jimmy Dorsey een fantastische carrière. Net als bij Biden was de familie Dorsey afkomstig uit Ierland en vestigde ze zich in de mijnstreek van Amerika, omdat daar voor emigranten meteen werk was te vinden. Vader Dorsey, een muzikale man die goed trompet speelde, begon eerst als mijnarbeider, maar werd uiteindelijk muziekleraar en dirigent van een plaatselijke harmonie. Hij gaf al vroeg trompetles aan zijn twee talentvolle zoons. Jimmy, geboren in 1905, makkelijk en vriendelijk van karakter, was zo goed dat hij op twaalfjarige leeftijd als trompetsolist met de harmonie van pa optrad in de plaatselijke muziektent en foutloos de trompetsolo uit Carnival de Venice speelde. Naast trompet begon hij ook op altsax en klarinet en Tommy, geboren in 1907, minstens zo talentvol, maar agressiever van aard, bekwaamde zich naast trompet ook op trombone.Vader Dorsey was een strenge leraar. Het verhaal gaat dat hij na schooltijd de schoenen van de jongens verstopte om ze daarmee te dwingen om trompet te spelen en niet naar buiten te gaan. Het was een harde leerschool, maar daar moet bij worden gezegd dat de broers het plezierig vonden om muziek te maken. Op vijftien- en zeventienjarige leeftijd, werden ze leden van de Scranton Sirens. Die verbintenis was belangrijk, het betekende uitbreiding van hun werkterrein onder andere naar New York. Hun carrière ontwikkelde zich zo'n beetje als die van huidige profvoetballers.Begin 1924 werden ze benaderd door het orkest van Jean Goldkette uit Detroit. Goldkette wilde alleen getalenteerde profmuzikanten in zijn band. Verschillende leden van de Scranton Sirens werden daarom weggekocht, waaronder de beide broers. Al gauw kreeg Jimmy een nog beter bod van de California Ramblers, een top orkest met onder andere Red Nichols en Adrian Rollini in de bezetting. Tommy volgde zijn broer in maart. Met de Ramblers namen ze hun eerste platen op, waarop Tommy nauwelijks te onderscheiden is van zijn idool, trombonist Miff Mole. Ook deze verbintenis was echter van korte duur. Jimmy keerde terug naar Goldkette, terwijl Tommy  terug ging naar Scranton Sirens. In mei 1927 kregen ze allebei een een niet te weigeren aanbod van The King of Jazz, Paul Whiteman. Tommy bleef tot eind november bij de Whiteman band, Jimmy tot februari 1928. Er werden prachtige plaatopnamen gemaakt, waaronder Jimmy met een opname van het nummer San met daarin een chorus voor de drie trompettisten: Bix Beiderbecke, Charley Margulis en Jimmy Dorsey in de rol van.trompettist Fantastisch!
De broers hadden de top van de Amerikaanse muziekbusiness bereikt. Ze bleven in elkaars buurt en speelden vaker met dan zonder elkaar. Na een aantal jaren freelancewerk richtten ze in 1934 hun eigen bigband op: The Dorsey Brothers Orchestra met een wat afwijkende koperbezetting van drie trombones (Tommy, Glenn Miller en Don Matteson) en trompettist George Thow. Glenn Miller schreef de arrangementen en Kay Weber was de vaste vocaliste. Technisch zag het er prima uit, maar er was wel een probleem: twee kapiteins met verschillend karakter op hetzelfde Dorseyschip. Ze hielden van dezelfde muziek, maar maakten in de uitvoering problemen over van alles en nog wat. In mei 1935 barstte de bom. Tijdens een optreden zou het nummer I'll  Never say, Never Again, Again
gespeeld worden met daarin een drie trompetten chorus. Tommy gaf het tempo aan, maar Jimmy onderbrak het aftellen door te roepen dat het veel te snel was. Tommy reageerde onmiddellijk en liep rechtstreeks het podium af. Jimmy speelde alleen door, hopende dat zijn broer terug zou komen. Dat gebeurde niet en daarmee was de breuk een feit. Vanaf september heette de band Jimmy Dorsey and his Orchestra. Het werd de begeleidingsband van Bing Crosby en bleef een jazzy repertoire spelen. Tommy vormde een nieuwe bigband en ontwikkelde zich als 'The Sentimental  Gentleman of Swing'. Vocalisten speelden in beide orkesten een belangrijke rol. Bing Crosby en Kay Weber bij Jimmy's band en Conny Boswell en een vierentwintigjarige jongeman genaamd Frank Sinatra bij Tommy's band. Later zou Frank verklaren dat hij van Tommy's manier van trombone spelen had geleerd hoe hij als vocalist moest ademhalen en timen. 
Tot 1945 gingen de broers allebei met veel succes hun eigen weg. In dat jaar werden beide orkesten in NewYork samengevoegd voor de opname van een Victory Disc ter viering van het einde van de Tweede Wereldoorlog. In 1947 werden de tegenstellingen opnieuw terzijde geschoven voor een gezamenlijk optreden in de MGM filThe Fabulous  Dorseys, waarin de muziek en de strubbelingen van de broers op het witte doek werden vastgelegd. Ondanks dat bleef Jimmy zijn eigen orkest leiden tot 1950. In dat jaar bood Tommy zijn broer een stoel aan in zijn orkest. Jimmy accepteerde het aanbod en vanaf dat moment was er weer een Dorsey Brothers Orchestra onder leiding van Tommy met Jimmy als co-leader en stersolist. In 1953 trad het orkest op in de Jacky Gleason televisieshow. Dat werd zo'n groot succes dat ze van 1954 tot 1956 als gastheren met de band wekelijks te zien waren in de CBS Stage Show, waarin Elvis Presley zijn televisiedebuut maakte.

Op een maandagmorgen in 1956 werd Jimmy opgebeld door de manager van het orkest. 
"Jimmy, heb je het nieuws over Tommy al gehoord?"
"Nee, was is er dan?" 
"Hij is dood." 
Tommy was de avond ervoor, na een copieus diner, naar bed gegaan en onverwacht op eenenvijftigjarige leeftijd in zijn slaap overleden. Jimmy nam de leiding van het orkest over. Bij hem werd in dezelfde tijd kanker geconstateerd, waaraan hij op 12 juni, 6 maanden na de dood van zijn broer, overleed. Jimmy werd drieënvijftig. Daarmee kwam een eind aan de carrières van Jimmy en Tommy Dorsey, die tot op de dag van vandaag worden beschouwd als twee van de meest invloedrijke muzikanten uit de Amerikaanse amusementsmuziek. Het begon allemaal in Scranton, Pennsylvanië.
 
 Cd's :
Masters of Jazz, Bix Beiderbecke and his Rhythm Jugglers
Timeless Historical, The Califoria Ramblers
Jazz Oracle; The Dorsey Brothers, Volume 1 t/m 4 
- Tommy Dorsey and his Orchestra 1928-1935, Classical Records
Bronnen:
-Tommy and Jimmy, The Dorsey Years Herb Sanford
-Wikipedia Jimmy Dorsey, Tommy Dorsey Encyclopaedia Britannica

 


                                                                      I




zaterdag 10 oktober 2020

The Comedian Harmonists

v.l.n.r. Biberti, Collin, Bootz,Cycowski
Frommermann, Leschnikoff

Het verhaal over de Comedian Harmonists is meer dan alleen een verhaal over hun muziek. Het is het verhaal over de opkomst en ondergang van een groep uitzonderlijk getalenteerde vocalisten, The Comedian Harmonists uit Berlijn. Voor de Tweede Wereldoorlog kende men in Europa, meerdere professionele close harmony groepen. Het grote voorbeeld was The Revelers uit de Verenigde Staten. Ook Harry Frommermann, een talentvolle, werkloze vocalist/acteur, hoorde de platen van de Revelers 
en raakte zo geïnspireerd, dat hij besloot om een dergelijk ensemble op te richten in Duitsland.
Het concept stelde hoge eisen: de vocalisten moesten in staat zijn om op een humoristische manier orkestinstrumenten na te bootsen, slechts begeleid door
een piano, bovendien moesten ze thuis zijn in een breed pallet van muziekgenres, van klassiek tot populair en van volksliedjes tot jazz. Frommermann begon arrangementen te schrijven en plaatste op 28 december 1927 een advertentie in een Berlijnse krant, waarin hij opriep audities te komen doen. Na vele afwijzingen en zangers op proef, werd er contact gelegd met de Berlijnse Opera.
Dat leverde uiteindelijk in 1929 de volgende bezetting op:
Ari Leschnikoff, eerste tenor/leadzanger, een zeer bekwame Bulgaarse vocalist(1897-1978);
Erich Collin, ( 1899-1961) tweede tenor;
Roman Cycowski (1901-1998), een bekende Poolse bariton;
Robert Biberti (1902-1985) bas;
Erwin Bootz (1907-1982) pianist/arrangeur en extra stem;
Harry Frommerrmann( 1906-1975)  3e tenor buffo (komisch)

In het huis van Frommermann vonden de eerste repetities plaats. Een onderscheidend kenmerk van het ensemble was het vermogen de stemmen perfect in elkaar te laten  overvloeien en het volume soepel terug te nemen en weer te versterken om ruimte te creëren voor de solo's. Nummers zoals Creole Love Call, Whispering, Tea For Two, Happy Days Are Here Again en Stormy Weather zijn daar mooie voorbeelden van.
Al snel volgden vele successen in Berlijn en Hamburg.Voor het Odeon label werden de eerste plaatopnames gemaakt. In augustus 1929 stonden de Revelers in Berlijn, waar ze samen met de Comedian Harmonists optraden.
In 1930 volgde een tournee door heel Duitsland, waarbij alle grote steden werden aangedaan. Het eerste buitenlandse optreden was in november in Amsterdam in La Gaîté, een chique dancing met een art deco interieur, op de eerste verdieping van het Tuschinski Theater (tegenwoordig filmzaal 2)
De toen jonge acteur, Lex Goudsmit, was toen zo onder de indruk dat hij met vier vrienden een eigen zanggroep oprichtte: 'de Vocal Kings'

In 1931 waren de Harmonists opnieuw in Nederland met concerten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.  De dirigent van het Concertgebouworkest, Willem Mengelberg, was een groot bewonderaar van de Comedian Harmonists. Hij had al hun grammofoonplaten en op zijn zestigste verjaardag op 29 maart 1931 had een groep welvarende vrienden de Berlijnse zanggroep uitgenodigd voor als verrassing een concert in het Amstelhotel te geven..
Ze stonden opgesteld in een donkere hoek van de zaal. Plotseling gingen de schijnwerpers aan en zongen de Comedian Harmonists Ich hab für Dich einen Blumentopf bestellt, met ieder een bloempot in de handen, zijn lievelingslied. Harry Frommerman zou later vertellen, dat hij nooit de glimmende oogjes van Mengelberg zou vergeten, evenmin als de royale gage die zij voor dit optreden ontvingen. In november en december van datzelfde jaar maakten de groep een tournee van twee weken door Nederland.

1932 werd het meest succesvolle jaar voor de Comedian Harmonists. Ze maakten de ene grammofoonplaat na de andere; nu voor het Electrola label. In augustus en aan het einde van dat jaar waren ze opnieuw in Nederland, waar ze populair waren. Hun gage bedroeg tenminste 1000 Reichsmark per optreden, maar lag in de grote steden vaak tussen de 1500 en 2000 RM. In dit jaar kwam er in totaal 200.000 RM binnen aan gage, plaatverkoop en radio-uitzendingen. Dat betekende een bruto-jaarinkomen voor de leden van 35.000 RM, terwijl het gemiddelde jaarinkomen in Duitsland toen 1700 RM bedroeg.Welgestelde muzikanten!

In 1933 verschenen in de Duitse pers de eerste bedenkingen tegen het ensemble. De nationaal socialisten maakten bezwaar tegen de Engelse naam, de schetterende jazzstijl en het repertoire, dat hoofdzakelijk afkomstig zou zijn van joodse componisten. De Reichskulturkammer, onder leiding van propagandaminister Joseph Goebbels, trad in september in werking. Iedereen, die een beroep in de kunst wilde uitoefenen, moest verplicht lid worden. Traditioneel traden de Harmonists met Kerst in Nederland op.

In 1934 namen de bewaren tegen de groep toe. Bezwaren tegen de stijl, tegen de niet-arische groepsleden en tegen de interpretatie van Duitse volksliedjes. In maart van dat jaar werden de eerste concerten van de Comedian Harmonist afgelast, omdat de groepsleden nog geen lid waren van de Reichskulturkammer.
De Duitse radio kreeg een verbod om hun platen te draaien. Goebbels sloot, iedereen die van joodse afkomst was, uit om lid van de Reichskulturkammer te worden. Noodgedwongen gaven de Harmonists op 25 maart in Hannover hun laatste concert in Duitsland. Ze hadden drie joods leden in de groep: Frommermann, Collin en Cycowski.
Alleen in het buitenland kon nog worden opgetreden. In april gebeurde dat in Kopenhagen en Oslo. In mei stapten ze op de boot naar Amerika, uitgenodigd voor wekelijkse radio-uitzendingen voor de NBC in New York. In juni traden ze op in de haven van New York op het vliegdekschip Saratoga, samen met de Boswell Sisters en het orkest van Paul Whiteman. In augustus waren ze terug in Nederland voor een concert in het Kurhaus in Scheveningen en traditiegetrouw in december in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Ze waren zeer geliefd in Nederland.

Begin 1935 verlieten Frommerman, Cykowski en Collin Duitsland. Dat betekende het einde van de Comedian Harmonists in de oorspronkelijke bezetting. De uitgeweken leden gingen door met een nieuwe pianist, bas en tenor onder de naam Comedy Harmonists. De andere leden bleven in Duitsland en vormden met drie nieuwe zangers Das Meistersextet. Geen van beide groepen bereikte het succes dat werd bereikt in de oude samenstelling.
De Bulgaar Lesschnikoff keerde in 1938 terug naar zijn vaderland en bouwde daar alsnog een succesvolle carrière op. In 1941 werden beide groepen alsnog opgeheven. Alle leden overleefden de Tweede Wereldoorlog, maar ze kwamen, triest genoeg, nooit meer bij elkaar.
The Comedian Harmonists bleven lange tijd vergeten, totdat producent Eberhart Ferner in 1975 een documentaire over hen maakte die in 1977 in twee afleveringen in Duitsland op de televisie werd uitgezonden. In 1997 werd de Duitse film Comedian Harmonists geproduceerd en onder de naam The Harmonists in Amerika uitgebracht. De film vormde weer de aanleiding tot een musical, die in december 1997 in Berlijn in première ging. Tenslotte vormden de Duitse acteurs uit de film een nieuwe groep met de naam The Berlin Comedian Harmonists met als doel het oorspronkelijke repertoire opnieuw voor het voetlicht te brengen.
The Comedian Harmonists, classic meets classic, een verhaal apart!

Bronnen:
- Wikipedia
- De Comedian Harmonists in Holland, Maarten Hell
- European jazz and close harmony vocal groups, Jim Lowe
- Comedian Harmonists, Theme Horse

Cd's
- Flapper Cd 7000. 
- ZYX Music Pd 2004. 
- Amazon.com









 
.
   

 

 

                                    

                                

 

            

   

 

 

.

 

 

 




 






 

 

 

 

 

 

 

 

\

 












 

donderdag 10 september 2020

Classic Jazz in Spanje?




Spanje is natuurlijk het land van de flamenco. Ook kennen we de zarzuela en speciaal in Catalonië de sardana. Het gaat hier om dansvormen die uitgevoerd worden met bijbehorende muzikale begeleiding. Bij de flamenco speelt de gitaar de hoofdrol, terwijl bij de sardana een compleet orkest zorgt voor de muziek. Dit orkest wordt een cobla genoemd en bestaat uit 4 rietblazers (hobo-achtige instrumenten), 5 koperblazer (twee trompetten, twee bastrompetten en een ventieltrombone) een piccolo en een strijkbas. Het repertoire wordt altijd gespeeld in 6/8 maat om dansliefhebbers in kringvorm de gelegenheid te geven hun vaste patronen uit te voeren. In het begin dacht ik dat een band in een dergelijke samenstelling (dan wel met banjo) zomaar zou kunnen aftrappen met een oude stijl classic. Dat is niet het geval; het zijn altijd sardanaclassics, waar je wel even aan moet wennen.
Centre Fraternal aan het Plaza Nova
Toch wordt er in mijn woonplaats Palafrugell (23.000 inwoners) ieder jaar in oktober een jazzfestival georganiseerd. Toen ik vier jaar geleden voor het eerst het programma te pakken kreeg, dacht ik wellicht de plaatselijke oude stijl jazzband aan te treffen en zo niet een jazzband uit Barcelona, hier 90 kilometer vandaan. Helaas! Het kwam niet verder dan de big band van de muziekschool, die als enig jazznummer On the Sunny Side Of The Street speelde, met twee trombonisten van rond de 12 jaar in de blazerssectie, op zichzelf een unieke gebeurtenis! En jaar later werd er in het gebouw van de Fraternal (een sociëteit voor senioren) als eerbetoon aan Louis Armstrong een concert georganiseerd. Een zesmans band speelde onder andere What a Wonderful World met de trompettist (altijd weer die trompettisten) in de imitatierol van Armstrong.  Compleet met schor stemgeluid en een lelijk Spaans accent zong hij de Engelse tekst, die hij duidelijk niet begreep, terwijl de band liet blijken de muziek niet te begrijpen.
Om niet totaal moedeloos te worden probeerde ik het een jaar later weer. In de zomermaanden is er hier een jazzclub geopend met de naam La Guitarra. Die naam doet in eerste instantie vermoeden dat het hier om flamenco gaat. Op het programma stond opnieuw een Tribute to Louis Armstrong, maar ditmaal met een band uit Barcelona! Ik besloot een kijkje te nemen met, je weet het maar nooit, mijn trombone in de achterbak van de auto. Ik vond de club even buiten Palafrugell in een 'mas' (een groot buitenhuis) met er omheen een prachtige palmentuin. De band begon om 23.00 en tot dat moment zaten veel mensen, inclusief de bandleden, in de tuin onder een prachtige verlichting te dineren. Het podium bevond zich in de serre van het buitenhuis en rond elf uur gingen de club- en bandleden naar binnen, waar rond middernacht werd afgetrapt.  En jawel het Armstrong All Star repertoire kwam redelijk over het voetlicht, compleet met het onvermijdelijke Wonderful World, ingezongen door de....je raadt het al! In de pauze besloot ik contact te leggen met de eerste classic jazzband die ik live goed hoorde spelen in Spanje. Als trombonist doe je dat met de trombonist in de veronderstelling dat je dan weet waarover je kunt praten. Ik liet vallen dat ik dat instrument ook bespeelde, dat ik hem goed vond en goed op de hoogte was van hun repertoire. En wat ik hoopte dat er zou gebeuren, gebeurde! De man vroeg: "Heb je je trombone bij je ?" Ik antwoordde: "Nou, toevallig wel!" 
Hij: "Dan praat ik even met de bandleider." Ik: "Vale!" oftewel okay. 
Om een lang verhaal kort te maken: ik heb tot 's nachts drie uur meegespeeld. Het was heerlijk om weer eens na drie jaar live op te treden. Helaas is het tot op heden bij dit ene optreden gebleven.
Direct toen ik hier kwam wonen en hoorde dat er een jazzfestival werd georganiseerd, heb ik geprobeerd een optreden te regelen voor de Trianon Jazzband, de band waar ik in Nederland in speelde. Via een Catalaanse vriend kwam ik achter de naam van de gemeenteambtenaar van Palafrugell, die het festival ieder jaar organiseert. Vorig jaar october stapte ik met de promotie-cd van de band plus foto's, een verwijzing naar Youtube en een achergrond verhaal, naar de ambtenaar en informeerde hem over de band. Achteloos wees hij naar de stapel verzoeken van groepen die op de Plaza Nova, het dorpsplein in Palafrugell, aan het festival wilden deelnemen. Daar zat de afgelopen jaren geen enkele classic jazzband bij. Het waren vrijwel allemaal kleine groepen met modernere jazz, blues, of pop,veelal met vocalisten. De ambtenaar zei dat zijn budget hem niet toestond om een buitenlandse band te contracteren, omdat alle optredens gratis waren en het festival geheel gefinancierd werd door de gemeente en een aantal sponsors. Ik antwoordde dat we het ongetwijfeld eens zouden worden over een passende vergoeding en dat we het een eer zouden vinden om op het festival in 2020 classic jazz te kunnen spelen. Na het afspelen van de cd beloofde hij het materiaal verder te zullen bestuderen en erop terug te komen begin 2020. Helaas gooide Covid 19 roet in het eten. 
In de tussentijd ben ik eens nagegaan hoe het toch komt dat classic jazz in Spanje geen poot aan de grond heeft gekregen. In de twintiger en dertiger jaren is er in Madrid en Barcelona, via Engelse en Amerikaanse toeristen en later geïmporteerde 78-toerenplaten, wel enige bekendheid gecreëerd. Maar Spaanse jazzbands of Spaanse jazzmuzikanten zijn daarbij vrijwel niet betrokken. Dat in tegenstelling tot de Italianen, die vooral na emigratie naar Amerika, een grote rol hebben gespeeld. Denk aan Adrian Rollini en Joe Venuti, om er maar een paar te noemen. Via het internet en krantenartikelen vond ik een mogelijke verklaring: Spanjaarden hebben een totaal ander ritmegevoel en een sterke eigen muziek/entertainment traditie, vaak van klassieke, behoudende aard met weinig invloeden van buitenaf. Jazz paste zeker niet in het Spaanse leven toen Franco na de burgeroorlog in 1939 aan de macht kwam. Net als in Duitsland werd jazz in de ban gedaan. In Duitsland kwam daar na 1945 een eind aan. Echter in Spanje heeft dat tot 1975, het einde van de Franco tijd, doorgewerkt. Spanje heeft de revival van oude stijl jazzmuziek totaal gemist en is direct begonnen met modernere vormen van jazz. Daarbij is veel geëxperimenteerd met een fusie tussen jazz en flamenco muziek, waardoor het Spaanse karakter behouden kon blijven.
In het programma van het afgelaste San Sebastian Jazz Festival 2020, komt classic jazz niet voor. Ik ken op dit moment maar één prominente oude stijl jazz band in Spanje: De Potato Head Jazzband uit Granada, met muzikanten die uit alle delen van Spanje komen. Ze treden ook op in het buitenland, vorig jaar nog met Tuba Skinny op een festival in Frankrijk. Eén ding is zeker: Louis Armstrong is niet meer uit Spanje weg te denken. Vraag maar aan de Potato Heads.

vrijdag 7 augustus 2020

Pschorr


Coolsingel 22 Rotterdam
Is het de naam van het Romeinse rijk, een grapje van de typograaf of een spelfout? Niets van dit alles. Pschorr was de mooiste dans- en amusementsclub van Nederland, waar menige classic jazzband is opgetreden. We schrijven Rotterdam, 10 mei 1940. Al vroeg ontwaken de Rotterdammers van het geronk van vliegtuigen en het gedreun van afweergeschut. Rotterdam maakt vanaf het begin van de Duitse inval in Nederland deel uit van de front sector. Aan de vooravond van die dag is de stad nog ondergedompeld in het schijnsel van de lichtreclames en straatlantaarns. Cafés, bioscopen en theaters bieden nog volop amusement, zonder enig vermoeden te hebben wat ze de volgende dag te wachten staat. De Duitse inval is begonnen. Duitse parachutisten veroveren het vliegveld Waalhaven. Ze hebben haast, want de inval moet in 5 dagen afgerond zijn. De verovering van de Maasbruggen is daarbij van groot militair belang. Nederlandse mariniers bieden hevig weerstand. Al tijdens de onderhandelingen wordt Rotterdam gebombardeerd om de overgave af te dwingen. De laatste bomexplosie is fataal voor Pschorr aan de Coolsingel;  het onzalige einde van een spectaculair amusementspaleis in Rotterdam.

Wat betekende Pschorr voor de jazzwereld in Nederland? De historie begon al in 1883 in een groot pand in de Korte Hoogstraat aanvankelijk bedoeld als bierhuis naar voorbeeld van de bierhuizen in München. Het bier werd geleverd door de Duitse bierbrouwer Pschorr. In 1916 werd het café overgenomen door Dirk Reese en veranderd in een variététheater. Het sloot weer in 1931, als gevolg van de economische recessie. Reese had ondertussen niet stil gezeten. In 1922 had hij een tweede Pschorr aan de Coolsingel 22 geopend, eerst alleen als restaurant en in 1924, na aankoop van naast gelegen panden, als dancing met glazen dakkoepel en wanden betimmerd met donker mahonie- en palissanderhout. Rondom de dansvloer stonden tafels en stoeltjes naar voorbeeld van de clubs in Amerika. Op de openingsavond op 16 april 1924 speelde Oscar Logan's Original Savanians, een complete 8 man's classic jazzband. Er waren 500 gasten in avondkleding aanwezig. De dancing, veel groter dan het restaurant, werd in 1926 verrijkt met een juweel van een glazen dansvloer in plaats van het gebruikelijke parket. De vloer bestond uit 260 matglazen platen van 40 kilo per stuk. De vloer werd van onderaf verlicht door lampen in drie kleuren die in verschillende combinaties konden worden geschakeld en gekoeld. Het succes was overweldigend.  De NRC, Rotterdams Nieuwsblad, De Telegraaf en Het Vaderland schreven lovende recensies. De NRC: 'Als de lichten gedoofd worden en de paren zich bewegen over een wisselend tintenspel, leeft de dancing in volle glorie van deze feeërieke trouvaille.' Het Vaderland kwalificeerde de dancing als de mooiste van Nederland.


Het interieur van Pschorr met glazen vloer
De 'roaring twenties' gingen niet aan Nederland voorbij. Cabaret en toneel, beeldende kunst, muziek en mode lieten een nieuw gezicht zien. Frisse, avant-garde stromingen dienden zich aan en men experimenteerde met nieuwe vormen. Radio en grammofoon werden populair  Moderne dansen  brachten vooral jongeren in vervoering. Dansscholen in Rotterdam draaiden op volle toeren. Pschorr, onder de bezielende leiding van eigenaar Dirk Reeze, deed volop mee met deze ontwikkelingen. Muziek werd een belangrijk onderdeel van de dansrage. In het begin ontbrak het de Nederlandse bands aan de juiste arrangementen. Musici van de scheepsorkesten
van de Holland-Amerika Lijn brachten de eerste gedrukte muziekpartijen mee. Reeze en zijn artistiek directeur Theo Moens boekten de eerste Nederlandse jazzbands voor optredens in Pschorr. In september 1926  traden de Resonance Seven op in Amsterdam met aan de piano Theo Uden Marsman. Onder de naam The Ramblers verscheen de band in november 1926. Zij wezen eigenlijk de richting aan die de komende jaren met muziek zou worden ingeslagen.


De Ramblers met Coleman Hawkins
De Ramblers zouden tot 1940 regelmatig in Pschorr optreden. Zanger/trombonist Marcel Thielemans kwam in 1933 bij het orkest. In 1935 traden ze op met saxofonist Coleman Hawkins die niet met het orkest van Jack Hylton mee mocht naar Duitsland. Hitler was niet gecharmeerd van jazz en al helemaal niet van kleurlingen. In 1936 zong Annie de Reuver 3 maanden bij de Ramblers. Trompettist Jackie Bulterman maakte de arrangementen en niet alleen voor jazzliefhebbers, maar voor een breder publiek. De jazzliefhebbers kwamen aan hun trekken met gastoptredens van Benny Carter, The Boswell Sisters en The Mills Brothers. Op 1 september 1936 bestonden de Ramblers 10 jaar en dat werd gevierd met een feestelijk optreden in Pschorr. Naast de Ramblers traden daar in die tijd meerdere Nederlandse  jazzbands op, zoals Melle Weersma met zijn Red, White and Blue Aces, Ton van der Stap met zijn Witte Raven, de band van John van Brück, The Chocolate Kiddies van saxofonist Lex van Spall met de Amerikaanse trompettist Johnny Dunn. De Swing Specials van trompettist Jack de Vries speelden in 1938 in Pschorr. The Specials werden beschouwd als de beste swingband van Nederland. Het zangduo Johnny en Jones was een opmerkelijke verschijning in Pschorr. Ze traden er met veel succes op in 1937 en 1938. In het Rotterdams Nieuwsblad werden ze omschreven als 'excentrieke  jazz singers'. Ze overleefden de oorlog niet (Herr Adolf Dinges, weet niet wat Swing is). In 1939 waren The Swing Aristocrats van Johnny Fresco met zangeres Annie Xhofleer in Pschorr. Eerder zong zij in Zwitserland  bij het sextet van Coleman Hawkins, dat nog steeds in Europa verbleef. Een recensent vergeleek haar met Billy Holiday. Kort voor de Duitse inval vertrok de Nederlandse saxofonist en bandleider Johnny Fresco naar de Verenigde Staten. Hij speelde daar met de bands van Artie Shaw, Claude Thornhill en Harry James. Ook trad hij op in een televisieshow met het orkest van trombonist Tommy Dorsey.

Ook internationaal was er genoeg te beleven in Pschorr.
In 1933 trad het orkest van de Amerikaanse saxofonist Willy Lewis op. Maar de grote gebeurtenis op 16 november dat jaar was het optreden van Louis Armstrong, (hij speelde zowel 's middags als 's avonds). Dat viel niet overal in goede aarde. Onder de vele ingezonden brieven die bij het Rotterdams Nieuwsblad binnenkwamen was slechts een enkele positief: 'Voor een Armstrong optreden behoeft men sterke zenuwen', aldus een verslaggever van de krant. In 1937 waren de Revellers in Pschorr en in 1937 de Mills Brothers. De Revellers kregen een geweldige recensie: 'een prachtige verzorgde uitvoering, in hoge mate artistiek en tegelijk amusant.' De mening over de Mills Brothers was wat minder, maar hun imitaties van blaasinstrumenten (trompet, trombone, tuba, klarinet)  werd geroemd. Ook The Comedian Harmonists traden in Pschorr op met onder andere Creole Love Call van Duke Ellington op het programma. Dit perfecte Duitse close harmony sextet, dat voor de helft uit joodse vocalisten bestond, werd in Duitsland niet langer geaccepteerd. In 1935 viel de groep uit elkaar. Ook het 16 man sterke Duitse orkest van Jack Alban, dat in 1932 nog in Pschorr optrad, moest worden opgeheven. Er zaten teveel musici van 'niet edel-germaanse afkomst' in het orkest
Verder speelden de Engelse orkesten van Bert Ambrose en Roy Fox in Pschorr. Ambrose beschikte over een fameuze trombonesectie en twee vocalistes, de Amerikaanse Evelyn Dall en de net beginnende Engelse Vera Lynn. Freddy Johnson was er met zijn Harlemites en zangeres Rosie Poindexter. Tenslotte was de toenmalige Engelse top trompettist Nat Gonella in Pschorr te beluisteren.

Op vrijdag 10 november 1939 werd Pschorr, na een ingrijpende verbouwing, heropend. Het café-restaurant kreeg een nieuwe gevel en een balkonterras met zitplaatsen voor 150 gasten. Tussen Pschorr en de vernieuwde Doelen liet Pschorr Dirk Reeze een romantische tuin in Italiaanse stijl aanleggen, compleet met pergola's en vijver, die op 2 mei 1940 (!) werd geopend.
Mobilisatievermaak vierde hoogtij in Rotterdam. Johnny en Jones zongen :"Het regiment marcheert  niet meer, ze lopen nu te swingen"
Alleen Adolf Hitler hield nu eenmaal niet van swing. Zijn bommenwerpers waren onderweg.

Bronnen:
-Wikipedia
-Pschorr Rotterdam Van café-concert tot danspaleis Herman Romer




donderdag 9 juli 2020

The Beau Hunks

 'The best thing from Holland since the tulips', schreef Newsweek over de Nederlandse band The Beau Hunks naar aanleiding van hun eerst verschenen cd in Amerika  Hun concept, op het grensvlak van jazz en amusementsmuziek (1910-1942), was uniek, hun stijl onderscheidend en hun uitvoering zeer professioneel. De naam was afgeleid van de Laurel en Hardy film: Beau Hunks uit 1931. Oprichter/bassist Gert-Jan Blom speelde in The Izzies, een kwartet (Jan Robijns-piano, Theo Pieterse-slagwerk, Ton van Bergeijk-gitaar, Gert-Jan Blom-basgitaar) dat voor de VPRO radio werkte. VPRO programmamaker Piet Schreuders vroeg het kwartet om deuntjes uit de L&H films op hun programma te zetten. Dat viel bij de Izzies erg in de smaak. Trompet, saxofoon en viool werden aan de bezetting toegevoegd en zo ontstonden The Beau Hunks, met als doel de muziek uit de films opnieuw tot leven te brengen. Ze traden in 1992 voor het eerst op in het Amsterdamse Tuschinski Theater ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Oliver Hardy. De muziek in de Laurel&Hardy films kwam grotendeels van de componisten Leroy Shield en Marvin Hatley, die alle muziek voo de films uit de Hal Roach Studio's componeerden, maar vreemd genoeg niet op de aftiteling van de films werden genoemd. De bladmuziek werd nooit gepubliceerd.  De orkestpartijen waren niet beschikbaar en moesten opnieuw door analyse van de soundtracks genoteerd worden. Piet Schreuders knipte in de studio de soundtracks in stukjes, nam ze opnieuw op en monteerde de composities weer tot een geheel.
In samenwerking met arrangeurs/muzikanten Peter Stöve, Robert Veen, Menno Daams en Jan Robijns werd de zo gereconstrueerde muziek opnieuw, puur op het gehoor, op papier gezet en door The Beau Hunks in 1992 en 1993 succesvol op twee cd's uitgebracht.
Met veel enthousiasme werden meerdere projecten door de band gerealiseerd. De bezettingen werden op verschillende wijze samengesteld, afhankelijk van wat er nodig was. Na twee cd's met filmmuziek van de Dikke en de Dunne werd de muziek van The Little Rascals films op cd gezet De Amerikaanse pers reageerde enthousiast. De Rascals waren in Amerika nog zeer populair; veel Amerikanen hadden de films in hun jeugd gezien. Er werden dan ook direct meer dan 35.000 exemplaren van de cd's verkocht. Sommige Amerikaanse recensenten vonden het merkwaardig dat een band uit Europa, 'ergens in de buurt van Denemarken', deze muziek moest herontdekken!

Muzikaal leider Gert-Jan Blom, naast Piet Schreuders de drijvende kracht achter de Hunks had, na zorgvuldig onderzoek in Amerikaanse archieven, een volgend project op het oog: geen filmmuziek, maar small-band composities van Raymond Scott (1908-1994), een inventieve, vergeten Amerikaanse componist. Scott Hij dicteerde tijdens de repetities de partijen voor zijn musici vanaf de piano Dat leverde vaak moeilijk te spelen passages met onverwachte versnellingen en overgangen op. Voor het Raymond Scott Quintette kon het niet moeilijk genoeg zijn.
Saxofonist  Robert Veen en trompettist Menno Daams noteerden op het gehoor de noten vanaf 78 toeren platen en radio opnamen en studeerden de partijen in met The Beau Hunks musici. Langzamerhand ontwikkelden zij 'een diepe afkeer' voor Raymond Scott vanwege de uitzonderlijke moeilijkheidsgraad van zijn muzikale escapades. Je moest minstens zo goed zijn als Scotts eigen muzikanten om de composities te kunnen spelen. Drummer Louis Debij verdiepte zich anderhalf jaar lang in de stijl van de slagwerker van het Raymond Scott Quintette, Johnny Williams (vader van de huidige filmmuziek componist John Williams) een kruising tussen een jazzmuzikant en een circusdrummer. Het loonde de moeite: sommige Beau Hunks zeiden dat ze na de cd-opnamen als betere muzikanten de studio uitkwamen!
De Hunks speelden zoveel mogelijk op de instrumenten uit de tijd van de Raymond Scott opnamen. Extra aandacht werd besteed aan de juiste tempi en de dynamiek. Bijvoorbeeld bij een trompetsolo met demper werd het volume van de andere instrumenten teruggebracht in plaats van het volume van de trompet op te draaien. Er werd zo weinig mogelijk van studio-electronica gebruikgemaakt ten gunste van de natuurlijke klank van de instrumenten. De Amerikaanse pers schreef dan ook dat de cd's van The Beau Hunks zo mooi naturel klonken.
Er volgden andere uitdagingen met composities van de Amerikaanse componisten Edward MacDowell en Ferde Grofé. Gert-Jan Blom stuitte bij zijn bezoeken aan het Paul Whiteman Archive in Williamstown USA voor het Ferde Grofé project op de Paul Whiteman Soctette arrangementen uit 1939. Grote orkesten raakten in die tijd uit de mode en Whiteman deelde zijn orkest op in kleinere ensembles, zoals het Soctette, een groep van negen saxofonisten met ritmische begeleiding. Blom kopieerde de bladmuziek en nam het mee naar Nederland. De Beau Hunks saxofonisten Robert Veen en Ronald Jansen Heijtmajer reageerden uitermate enthousiast.  Ze kenden de Whiteman plaatopnames en nu hadden ze de nootjes!
Een bezetting van 9 saxofonisten werd bij elkaar gebeld en The Beau Hunks Saxophone Soctette was geboren. Met deze groep werden twee prachtige cd's opgenomen
Er ontstond een samenwerking met het Metropole orkest. Gert-Jan Blom werkte sinds 1992 als producer voor dit orkest. Bij zijn bezoek aan het Paul Whiteman Archive vond hij de composities die Raymond Scott had geschreven voor de Chesterfield radio-uitzendingen van het Paul Whiteman Concert  Orchestra tussen 1937en 1938. Die waren niet op de plaat gezet.
The Beau Hunks deden dat alsnog maar even met het Metropole Orkest!
In 1999 nodigde saxofonist Robert Veen de eerste altsax van het Paul Whiteman Soctette, de 86-jarige Al Gallodoro, uit voor een optreden op het Breda Jazz Festival met The Beau Hunks Saxophone Quartet. Saxofonist Ronald Jansen Heijtmajer: "Het gaf een apart gevoel om naast de eerste alt van het Whiteman orkest te zitten, die zijn sax uit zijn 30er jaren koffer haalde."
Met Gallodoro werd de cd Out of Nowhere opgenomen, een uniek document.
Niet voor niets kwalificeerde Gert-Jan Blom The Beau Hunks als een 'documentary orchestra' en niet als een oude stijl jazzband. Tussen 1992 en 2000 runde hij het orkest als een merk, waaronder allerlei verschillende projecten konden worden ondergebracht. Er werden tot op de noot perfecte weergaven gespeeld van muziek die in veel gevallen niet eerder commercieel beschikbaar was.
Blom: "Ik heb mijn hele lijst kunnen afwerken, heb veel gereisd, archieven bezocht en projecten opgezet. We stonden in het Concertgebouw, we speelden in Engeland, we waren op de Nederlandse en Amerikaanse radio en op de VPRO televisie in Nederland. Elvis Costello kocht onze complete, door het Basta label uitgegeven cd-catalogus voor zijn schoonvader, de vader van jazz zangeres Dianne Krall, Een NASA-astronaut nam de cd On To The Show mee de ruimte in en luisterde naar de muziek uit zijn jeugd, terwijl hij in gewichtloze toestand boven de aarde zweefde. In Nederland wonnen we een Edison. Ik vond het een mooi resultaat, tijd voor iets nieuws."

Blom stopte ermee en daarmee kwam er helaas een eind aan The Beau Hunks, die een tot op heden ongeëvenaarde prestatie in hun genre hebben geleverd. In 2010  is er nog een cd uitgekomen van The Beau Hunks Saxophone Quartet met de titel Style and Chuckles onder de regie van Robert Veen.  Op de vraag of er in de toekomst nog interesse zal bestaan voor vintage jazz of aanverwante muziek zei hij:
"Onze kracht was muziek te maken van hoge kwaliteit voor een wereldwijde, maar kleine groep liefhebbers. Zij blijven zich ontfermen over dingen van 'vroeger' die voor hun van belang zijn. Of het nu om oude auto's gaat of antiek of obscure muziek. Het internet is daar de etalage voor.

Project/cd/dvd lijst:

-1992 The Beau Hunks play The Original Laurel&Hardy Music volume 1
-1992 The Beau Hunks play The Curse of an Acing Heart CD Single
-1993 The Beau Hunks play The Original Laurel & Hardy Music volume 2.
-1993  The Beau Hunks: Gangway Charlie.
-1994  The Beau Hunks Sextette; Celebration On The Planet Mars, a tribute to Raymond Scott
-1995  The Beau Hunks play The Little Rascals Music
-1995  The Beau Hunks play More Little Rascals Music: On To The Show
 -1996 The Beau Hunks, Fingerbustin', met saxofonist Ronald Jansen-Heijtmajer in de hoofdrol
-1996  The Beau Hunks Sextette Manhattan Minuet, a Tribute to Raymond Scott
-1997 The Beau Hunks Woodland Sketches van Edward McDowell
-1998 The Beau Hunks  The Modern American Music of Ferde Grofé.
-1998  The Beau Hunks Saxophone Soctette, met o.a. In a Mist en Candlelight
-1999  Het Metropole Orkest, featuring The Beau Hunks Saxtette voor uitvoering van The Chesterfield Arrangements van componist Raymond Scott.
 -1999 The Beau Hunks: Out of Nowhere, met de legendarische altsaxofonist Al Gallodoro.
- 2000 Het Metropole Orkest featuring The Beau Hunks Saxtette met filmmuziek van de Laurel en Hardy comedy film Our Relations.
-2001 The Beau Hunks At the Concertgebouw, Their Purple Moment. (dvd)
 -2003 The Beau Hunks Saxophone Soctette, Contrasts met o.a. In the Dark en Imagination
-2010 de laatst CD met de titel Style And Chuckles onder regie van saxofonist Robert Veen

Bronnen:
-Wikipedia The Beau Hunks
-de Volkskrant 18-10- 1996 Erik van den Berg
-de Volkskrant  5-04-2001  Pay-Uun Hiu
-Interview met Ronald Jansen Heijtmajer 19-06-2020
-Interview met Gert-Jan Blom 27-06-2020




woensdag 3 juni 2020

The King Of Jazz

Het begon allemaal zo goed toen Paul Whiteman, na zijn tournee door Europa, uit Le Havre met de S.S. Rotterdam op 30 juli 1926 in New York terugkeerde. Hij werd op de kade opgewacht door zijn vrouw Vanda die zei: "Paul, je bent dik geworden." De toch al niet slanke Whiteman antwoordde:"Wat wil je als je daar het beste bier drinkt voor 4 cent per pint!" Whiteman werd met zijn gezelschap, geëscorteerd door de New Yorkse politie, naar het stadhuis gereden, waar hij welkom werd geheten door burgemeester Jimmy Walker, een voormalig tekstschrijver van musical en revue liedjes. Die avond was er een welkomsdiner voor 40 gasten uit de showbusiness. Een band speelde een speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd nummer: That Glad You Are Home Again Blues! Whiteman realiseerde zich dat jazz in Amerika steeds belangrijker werd en dat zijn band zich moest aanpassen.
Het repertoire werd onder de loep genomen: de cello's en altviolen gingen eruit, sommige muzikanten werden vervangen en er werd weken flink gerepeteerd. Versterking werd cruciaal. De band moest met zijn tijd meegaan en naast dansmuziek en semi-klassiek concert repertoire (o.a.Rhapsody in Blue, Grand Canyon Suite, Concerto in F, 1812 Ouverture) ook hot dance jazzmuziek spelen, maar dan wel van Whiteman klasse. Manager Jimmy Gillespie kreeg de taak om de juiste muzikanten aan te trekken. De door de pers verkregen bijnaam 'The King Of Jazz', moest  door Paul Whiteman worden waargemaakt. Dat liet niet lang op zich wachten. Vanuit Los Angeles werden The Rhythm Boys gecontracteerd, top jazztrompettist Vic d'Ippolito verving de klassiek georiënteerde veteraan Henry Busse en de grootste winst werd geboekt met het aantrekken van de  21-jarige cornettist Red Nichols. Nichols was op dat moment de meest gevraagde hot jazz cornettist in New York. Hij had zijn eigen jazzband: The Five Pennies, die Whiteman het liefst compleet als 'band in een band' had gecontracteerd. Dat feest kon niet doorgaan, omdat de muzikale partner van Red, top trombonist Miff Mole, onder contract stond bij het orkest van Roger Wolfe Kahn. Miff zou 10 jaar (!) moeten wachten om alsnog in de trombone sectie van de Whiteman band te worden opgenomen.
Paul was verguld met de komst van Nichols, die in die tijd trouwde, met Paul Whiteman als zijn getuige. In april 1927 werden er 11 nummers op de plaat gezet, waaronder Side by Side en I am Coming Virginia, beide met fantastisch solowerk van Nichols. Abusievelijk wordt dit solowerk weleens toegedicht aan Bix Beiderbecke, die echter pas in december van dat jaar bij de band kwam.
Helaas bleef Nichols maar een paar maanden bij de band. Hij voelde zich opgesloten in Whitemans steeds groter wordende organisatie en had behoefte aan meer vrijheid. Hij speelde liever in kleinere bands, die hij zelf naar zijn hand kon zetten. Whiteman begreep dat en in september verliet Red in goed overleg de band. Hij zou in de twintiger jaren met eigen bands en als freelancer 4000 (!) plaatopnamen maken.
Eerder dat jaar had Whiteman saxofonist Jimmy Dorsey en drummer Vic Berton al gecontracteerd, twee ervaren hot jazzmuzikanten. In juli kwam Jimmy's broer, trombonist Tommy Dorsey erbij. Dat duurde maar kort. Tommy werd ontslagen, omdat hij voortdurend overhoop lag met zijn broer Jimmy. Whiteman, die erg lette op een goede werksfeer, tolereerde dat niet. Later dat jaar volgde de trompettist Bob Mayew, met zijn 16 jaar het jongste bandlid. Zijn twee oudere broers, de saxofonisten Jack en Nye kwamen mee (dat ging wel goed). Zo werd het Paul Whiteman Orchestra één van de eerste bigbands in Amerika, met 35 bandleden.
De jacht naar hot jazztalent was nog niet afgelopen! Whiteman hoorde dat bandmanager Jean Goldkette financiële problemen had. Goldkette runde verschillende bands, waaronder The Jean Goldkette Orchestra, een pure hot jazzband met veel fans en met een aantal top jazzmuzikanten in de bezetting. Goldkette moest bezuinigen en het orkest opheffen. Met tranen in zijn ogen kondigde hij in de Roseland Ballroom in New York het laatste optreden aan. Het publiek riep de band steeds terug en wilde de zaal niet verlaten! Verschillende bandleden werden daarna benaderd door andere bandleiders, zoals bassaxofonist Adrian Rollini die een eigen band wilde beginnen voor een nieuwe club: The New Yorker. Dat ging mis, de club was te duur, het publiek verwachtte een complete show voor zijn geld en bleef weg na het eerste bezoek. Al na drie weken werden de deuren gesloten.  Rollini vond niet zo gauw nieuw emplooi voor de band en moest zijn bandleden ontslaan,
Whiteman greep zijn kans. Geld speelde geen rol, hij kreeg de beste muzikanten van de New Yorkse jazzscene in zijn schoot geworpen: Bix Beiderbecke, Frankie Trumbauer, Steve Brown, Bill Rank, Joe Venuti, Eddie Lang en arrangeur Bill Challis. Deze laatste zorgde voor een nieuwe sound en zo kon Whiteman de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.
De orkestbezetting van 1928 was fenomenaal. De meeste blazers waren inzetbaar in ieder symfonieorkest en de top hot jazzsolisten waren binnen. The Rhythm Boys, het beste vocal jazz trio in het land, zorgden voor het showelement. Pianist Roy Bargy, een uitstekende concertpianist die niet onderdeed voor George Gershwin, was speciaal aangenomen voor de uitvoering van de Rhapsody in Blue. Er werd dat jaar, na beëindiging van het platencontract met Victor, een contract met Columbia afgesloten voor 50.000 dollar. Dat resulteerde in een aantal prachtige plaatopnamen die het orkest tot op de dag van vandaag op de kaart zou zetten. Gesponsorde radioprogramma's verhoogden de bekendheid van de band;  het succes nam alleen maar toe. Manager Jimmy Gillespie zorgde voor boekingen in theaters, hotels en clubs door heel Amerika. Ze reisden met de trein en hadden dan de beschikking over twee luxe Pullman wagons. Gelogeerd werd er alleen in de beste hotels. Weekcontracten liepen op tot 15.000 dollar. Er werd alleen al 7000 dollar per week aan de muzikanten uitbetaald, die afhankelijk van hun staat van dienst, tussen de 200 en 350 dollar per man verdienden. Ter vergelijking: de nieuwe luxe Pontiac 6 auto kostte in die tijd 745 dollar.
In 1929 werd het succes voortgezet. Helaas kreeg Bix Beiderbecke gezondheidsproblemen en moest hij vervangen worden door Andy Secrest. Bix' piano solo In A Mist was inmiddels op de plaat gezet met hulp van arrageur Bill Challis. Challis legde de geïmproviseerde solo vast in notenschrift, maar Bix speelde het stuk bij de plaatopname telkens te lang of te kort. Daarom sprak Challis met Bix af hem op schouder te tikken wanneer hij moest beginnen en wanneer hij moest eindigen.
Universal Studios had plannen voor een muziekfilm met het Paul Whiteman Orchestra. Na afsluiting van het contract vertrok de band met aanhang (in totaal 50 personen) op 24 mei 1929 naar Los Angeles per speciale, door Old Gold Cigarettes gesponsorde luxe trein, de Old Gold Special. In de 12 grote steden die onderweg werden aangedaan (waaronder Pauls geboortestad Denver), werden concerten gegeven. Op 6 juni werd het gezelschap met alle égards in Los Angeles ontvangen. Helaas voor Whiteman had de studio het script niet klaar en werd de band in de wacht gezet. Op 28 juni was er nog steeds niets. Salarissen (200 dollar per week voor de bandleden) werden doorbetaald en de verblijfskosten vergoed. Via een bevriende Ford dealer werden er auto's gekocht en werd er een golfcompetitie gespeeld, om de tijd door te komen. Dat alles duurde tot 24 augustus. Toen er nog steeds geen uitzicht was op een goedgekeurd script, werd besloten om het hele gezelschap terug te laten keren naar New York. Het kostte Whiteman zijn huwelijk; Vanda was het onregelmatige leven van haar man meer dan zat.
Universal huurde nieuwe scriptschrijvers en andere specialisten in om de film tot een goed einde te brengen. Het budget was anderhalf miljoen dollar, waarvan een derde inmiddels was uitgegeven. Een week nadat het script eindelijk was goedgekeurd en het Whiteman gezelschap in Hollywood was teruggekeerd, crashte de aandelenbeurs in NewYork. Whiteman kwam er redelijk vanaf met de filmproductie en een flink aantal boekingen nog voor de boeg. Pas op termijn zou de crash van invloed zijn op de band. De productie, een muzikale filmrevue in twee kleuren voor het hele gezin, werd afgemaakt in de winter van 1929-1930. Op een van de productiedagen werd Whiteman op het studioterrein aangesproken door een medewerker die hem niet herkende:
"Goedemorgen, bent u acteur?" Whiteman antwoordde: "Ja, dat zou je kunnen zeggen."
"Prima, dat komt goed uit. We zijn bezig met de opname van een oorlogsfilm: All quiet on the western front en u lijkt mij zeer geschikt voor de rol van kok in het legerkamp. Is dat wat voor u?" "Zeker", antwoordde Whiteman,"maar mag ik eerst The King of Jazz afmaken?"

Aankondiging filmvoorstelling
 in de Bredase Courant  12-2-1931
De première was op 20 april in Los Angeles en werd in de pers omschreven als een sensationele productie. De voorstelling in New York op 2 mei verliep minder goed. De combinatie van film en een live orkest van 125 man in het Roxy Theatre met George Gershwin aan de piano, die Rhapsody in Blue speelde, was te veel van het goede. Bovendien was door de werkeloosheid het theaterbezoek drastisch afgenomen. Het publiek bleef weg en Whiteman realiseerde zich met pijn in het hart dat hij rekening moest gaan houden met slechte tijden.
De orkestbezetting werd teruggebracht tot 18 man en gages werden met 15 procent verlaagd. Door zijn speciale Gershwin concerten en de gastoptredens van artiesten als Mildred Bailey, Red Norvo, en stertrompettist Bunny Berigan, kon Paul het hoofd nog enigszins boven water houden. Pas in 1934 ging het weer wat beter. Muzikanten als Jack en Charlie Teagarden, trombonist Miff Mole, drummer George Wettling en altsaxofonist Al Gallodoro waren in de bezetting opgenomen. Ook belangrijk was de introductie van de fameuze Modernaires, de eerste moderne close-harmony zanggroep, die later heel bekend werd bij het orkest van Glenn Miller.
Kort na het twintigjarig bestaan, in 1940, moest Whiteman zijn orkest alsnog opheffen. In 1942 nam hij met Billy Holiday en een studio-orkest het prachtige Trav'lin Light op. Hij bleef studio- en radiowerk doen voor ABC en speelde een rol in de film The Fabulous Dorseys.Vanaf 1949 was hij gastheer van een serie populaire TV programma's voor ABC.
Zijn laatste hoogtepunt was een optreden op verzoek van president Eisenhouwer in Washington D.C.  in een speciaal muziekprogramma ter ere van het staatsbezoek van de president van El Salvador aan Amerika. Whitemans naam verscheen voor de laatste keer in de pers na zijn overlijden aan een hartaanval op 29 december 1969. Duke Ellington schreef in zijn memoires:
'Paul Whiteman was known as the King of Jazz and no one as yet has come near, carrying that title with more certainty and dignity.'

Bronnen:
-Paul Whiteman and his Orchestra, Vrij Nederland, H. Openneer 1987
-Paul Whiteman, Pioneer in American Music Don Rayno, 2003
-The Leon Bix Beiderbecke Story, Philip and Linda Evans 1998
















woensdag 29 april 2020

Paul Whiteman in Nederland

Over de beroemde bandleider/violist Paul Whiteman is veel geschreven, maar nauwelijks over zijn optreden in Nederland in de zomer van 1926.  Paul, geboren in 1890, werd op 28 maart van dat jaar vijfendertig en was in Amerika al een gevierd bandleider. Hij begon zijn carrière als violist in het Denver Symphony Orchestra toen hij zestien jaar oud was, na vanaf zijn zevende tegen wil en dank vioolles te hebben gehad van zijn vader. Tot 1918 was hij als eerste altviolist verbonden aan het San Francisco Symphony Orchestra.
In dat jaar werd hij gegrepen door een nieuwe muziekvorm: de jazz,  maar zijn blauwe maandag als violist in een jazzband werd geen succes! Whiteman was klassiek opgeleid en had grote moeite met improviseren. Hij meldde zich aan bij de marine en kreeg de leiding over het orkest van het marine opleidingskamp. Een jaar later formeerde hij zijn eigen orkest, waarmee hij concerten gaf in hotels en hoofdzakelijk dansmuziek en licht klassiek speelde. In 1920 vertrok dit orkest naar New York en daar werden de eerste platen opgenomen met titels als Whispering, Japanese Sandman en Wang Wang Blues, waarvan er miljoenen werden verkocht. Het orkest had een breed repertoire en speelden nummers waarin de eerste jazzinvloeden al te horen waren. Ondanks die populariteit ging het Whiteman niet snel genoeg. Hij besloot daarom in 1923 de oversteek naar Engeland te wagen. Dat werd geen succes, want er werd hoofdzakelijk dansmuziek gespeeld, en jazz-achtige nummers werden niet gewaardeerd. Bovendien verplichtte de Engelse vakbond Whiteman om Engelse musici in het orkest op te nemen, terwijl die geen gevoel hadden voor de nieuwe Amerikaanse muziekstijl. In augustus keerde het orkest gedesillusioneerd terug naar New York.
Daar bleek de populariteit van de jazz ondertussen flink te zijn gegroeid; volle danszalen en een groeiende platenverkoop. Paul Whiteman realiseerde zich dat hij niet kon achterblijven. Hij gaf componist/pianist George Gershwin opdracht om een Experiment in Modern Music te schrijven, dat door Whitemans arrangeur Ferdi Grofé, werd gearrangeerd en vervolgens op 12 februari 1924 in de Aeolian Hall en op 21 april in de Carnegie, beide in New York, met veel enthousiasme werd ontvangen. De gevolgen bleven niet uit: jazzmuziek kreeg een enorme stimulans en jazzbands in kleine en grotere bezettingen werden overal opgericht. De Whiteman band werd enorm populair en nam honderden platen op. Paul, een forse zwaarlijvige man, waakte als een vader over zijn orkestleden. Bij ziekte betaalde hij het volle salaris door; een uitzondering in die dagen. Zijn grote kracht lag in het organiseren en leidinggeven, het ontdekken en ontwikkelen van nieuw talent en het promoten van jonge componisten. Het publiek adoreerde hem.
In 1926 deed zich opnieuw de mogelijkheid voor om in Europa op te treden en op 31 maart vertrok het orkest met het stoomschip de s.s. Beringida van de Cunard lijn naar Liverpool voor een Europese tournee van vier maanden waarbij ook Nederland op het programma stond.
Eerst werd er gespeeld in Engeland, onder andere voor de Prince of Wales. Deze Edward (VIII) was een jazzliefhebber en amateurdrummer, die tijdens een repetitie mocht meespelen. Toen later aan Whiteman drummer George Marsh werd gevraagd of de prins goed gedrumd had, antwoordde deze: "Hij kan beslist een uitstekende Koning worden."

v.l.n.r. Paul Whiteman met Erna Rubinstein,
Georg Schneevoigt, Carl Flesch en
Judith Bokor, leden van het Residentieorkest 
Na Engeland en Duitsland arriveerde de band op 22 juni per trein in Scheveningen voor een concert in het Kurhaus. Willem Mengelberg, dirigent van het Concertgebouworkest, en Georg Schneevoigt, dirigent van het Residentieorkest, hadden het Paul Whiteman Orchestra vooraf in de pers aanbevolen. Het gezelschap bestond uit 47 personen, (de bandleden plus aanhang), waarvan 28, hoog opgeleide musici in zowel klassieke- als in jazzmuziek.*
Op 22 juni om 20.15 namen 27 musici (Lop Jorman zat op de reservebank) uit de Nieuwe Wereld in smoking en met glad geschoren Yankee gezichten plaats op het Kurhaus podium. Lessenaars werden niet gebruikt. Gecompliceerde arrangementen werden uit het hoofd gespeeld  Er waren geen microfoons, niet voor de (gedempte) solo's en niet voor het vocale trio. Er was alleen de spanning van het publiek. Henry Busse, Teddy Bartell, Matty Malneck, Eddy Sharpe en Willie Hall waren de solisten. De arrangementen waren verrassend vernieuwend. Bigband classic jazz van symfonische kwaliteit, uitgevoerd met groot vakmanschap. Toegang: 5 gulden.
Wat er werd gespeeld: symfonische jazz, afgewisseld met classic jazz. Het openingsnummer was de Mississippi Suite, een compositie van Ferde Grofé. Daarna de Tiger Rag, toen al een classic hot jazz stuk 'met rare lachgeluiden', aldus de NRC recensie en 'wilde 'negerse' variaties' van de klarinet, aldus De Telegraaf. Hierop volgde een Grofé bewerking van Fritz Kreislers Caprice viennois, gewaagd voor liefhebbers van klassieke muziek. Toen dit later in Berlijn werd gespeeld, zat Fritz zelf in de zaal. Hij was zeer tevreden en ging met het orkest op de foto. Na de bewerking volgden Dizzy Fingers, Spain en I'm sitting on Top of the World. Daarna kwam een solostuk voor altsaxofonist Chester Hazlett. Met Castles in the Air (met vocal trio) en Meet the Boys, waarin alle orkestleden werden voorgesteld, eindigde de eerste helft van het concert. Na de pauze volgde de Rhapsody in Blue van George Gershwin met aan de vleugel Harry Perella. Dit maakte grote indruk; de recensies spraken van 'vlinderlichte pianoaanslag, mooie harmonieën en fabelachtige techniek'. Er volgde nog een solostuk voor trombonist Wilbur Hall, niet op trombone maar achtereenvolgens op viool, fietspomp en op tegelijk geblazen trombone en tuba. Met Linger a While, waarin banjoïst Mike Pingitore de hoofdrol speelde, eindigde het concert, waarna een ovationeel applaus volgde. Whiteman sprak een dankwoord uit en zei wel door te willen spelen, maar dan wel met de stoelen aan de kant 'to have a dance'.
Het Amsterdamse concert, de volgende avond in het Concertgebouw, was vrijwel gelijk aan het Scheveningse. Er was vooraf in de pers nog wel enige discussie of zo'n orkest wel kon worden toegelaten in deze tempel van de klassieke muziek in Nederland.
De zaal zat barstens vol en het succes was wellicht nog groter dan in Scheveningen, waar op 24  juni het derde en laatste concert plaatsvond.
Het programma was dit maal enigszins gewijzigd. Er waren naast Circus Day van Deems Taylor drie pure jazzstukken toegevoegd: Tamiami Trail, Spanish Shawl en Clap hands here comes Charley met in alle drie veel solowerk. Dit concert eindigde met Rhapsody in Blue en enkele toegiften. Whiteman bedankte Nederland voor de geweldige ontvangst. Zijn laatste woorden waren:
'Auf Wiedersehen' (!)

Het complete gezelschap in Scheveningen
Later volgden succesvolle optredens in Berlijn, Wenen en Parijs. In Duitsland bezocht Whiteman het conservatorium in Frankfurt waar een jazzafdeling werd opgericht, de eerste in Europa. In Wenen zat componist Arnold Schönberg in de zaal die alle platen van Whiteman kocht en grijs draaide voor een analyse van de orkestraties. In Parijs woonde de componist Darius Milhaud een concert bij. Whiteman ging daar met Ravel op de foto.
Op 24 juli reisde het gezelschap met de s.s. Rotterdam van de Holland-Amerika Lijn terug naar New York. Later zouden de muzikanten zich het Nederlandse publiek herinneren als het meest enthousiast en hartelijkst. Niet voor niets kwam trombonist Bill Rank, die vanaf 1927 tot 1938 deel uitmaakte van het orkest, in 1968 naar Nederland (zie Charley's Club) op aanbeveling van de bandleden die de tournee hadden meegemaakt. Het orkest zou overigens niet meer in Europa komen.
De laatste keer dat het wereldwijd furore maakte, was in 1930 met de première van de Hollywood film The King of Jazz. Daarna verloor het geleidelijk zijn dominante positie in de jazzwereld, om tenslotte in 1940, kort na de viering van het twintigjarig bestaan, te worden opgeheven.
Paul Whiteman bleef een zeer geziene gast in de Amerikaanse muziekwereld. In 1967, op zijn 77-ste verjaardag, werd er nog een speciale gala-avond voor hem georganiseerd, waarbij 300 gasten aanwezig waren. Op 29 december van dat jaar werd hij getroffen door een hartaanval, als gevolg daarvan overleed 'The King of Jazz' in zijn woonplaats New Hope. Een groot man was heengegaan.

* Bezetting:
Henry Busse, Teddy Bartell,Walter Holzhaus, Lop Jorman          trompet.
Boyce Cullen,Jack Fulton, Willie Hall                                          trombone.
Chester Hazlett, Hal Mclean, Eddie Sharpe, Charley Strikfaden   saxen/klarinet.
Kurt Dieterle, Paul Daven, Charley Gaylord, Matty Malneck,
Mario Perry, Neal Sasserson                                                           viool.
John Bowman (Jan Bouman, van NL afkomst),
Julius Mindel                                                                                   altviool
Frank Leocavallo, Bill  Schuman                                                    cello
Harry Perella, Ray Turner                                                                piano
Mike Pingitore, Skin Young                                                            banjo/gitaar
John Sperzel, Walter Bell                                                               tuba/contrabas
George Marsh                                                                                 slagwerk.                     

Bronnen
-Paul Whiteman Vrij Nederland F.B. Hotz en H. Openneer  1987.
-Paul Whiteman, Pioneer in American Music, Don Rayno 2003
-Classic Jazz, The Musicians that shaped Jazz, 2001









dinsdag 31 maart 2020

Afleiding

Een goede manier om in deze bange dagen je gedachten te verzetten is om naar muziek te luisteren. Er wordt geschreven dat muziek troost biedt, troost is bemoediging zegt de Grote van Dale en dat is precies wat we nu nodig hebben.
Classic jazz, is, afgezien van de blues invloed, een type muziek met een doorgaans opgewekt karakter; duizenden mensen hebben er een dansje op gemaakt. De foto's van danszalen uit de twintiger jaren lieten vaak prachtig uitgedoste mensen zien met vrolijke gezichten. Hetzelfde beeld was waar te nemen in de restaurants. Op een volle buik staat een vrolijk hoofd! Die blijheid kon thuis worden voortgezet door de uitvinding van de grammofoonplaat. De kwaliteit van de weergave via niet elektrische platenspelers was veel beter dan men tegenwoordig denkt. Ik ben nog in het gelukkige bezit van een draagbare His Masters Voice platenspeler uit 1924 die jonge mensen in die tijd meenamen naar hun strandfeestjes. Als de naald nog scherp is en de 78 toerenplaat nog niet grijs gedraaid, dan wordt de muziek, zonder elektra, verrassend goed weergegeven. Naast die 78 toeren platencollecties, de LP's en CD's is er nu de computer om classic jazz op te zoeken en de bands en solisten te beluisteren. Over solisten gesproken. Het leek me een aardig idee om in deze duistere dagen een aantal van die solisten in het zonnetje te zetten. Daarbij beperk ik me tot trombonisten, omdat ik daar nu eenmaal iets speciaals mee heb.
Zoek ze op, veel plezier !

Lawrence Brown ( 1907-1988) maakte vanaf 1932 in totaal vijftien jaar deel uit van de trombonesectie van het orkest van Duke Ellington als solist, sectieleider en arrangeur, maar hij was ook een van de beste jazztrombonisten in de jaren daarvoor. Als de zoon van een dominee was hij een vreemde snuiter in de toenmalige jazzwereld, omdat hij nooit rookte, nooit dronk en nooit gokte. Hij studeerde piano, viool en tuba en switchte pas later naar trombone. Hij was ook nog eens student medicijnen.
Lawrence werd vooral bekend in de jazzwereld van Los Angeles en maakt daar in 1929-30 zestien opnamen met Paul Howard's Quality Serenaders. De naam zegt genoeg! Luister naar:
-Paul Howard Quality Serenaders met The  Ramble,  Charlie's Idea, Stuff, Quality Shout. (1929)
CD Timeless Jazz in California 1923-1930


Tommy Dorsey (1905-1956) 'The Sentimentel Gentleman of Swing'. Hij leidde in de Big Band Swing periode  (1930-1940) een heel populaire big band en scoorde verschillende hits zoals I'am gettting sentimental over you en Song of India. Hij excelleerde in het hoge register met een gave,
fluweelzachte toon. Minder bekend is zijn rol in de twintiger jaren. Vanaf 1925 was hij actief in de bands van Jean Goldkette, Paul Whiteman en Roger Wolfe Kahn. Kahn was de zoon van een New Yorkse bankier en kreeg van zijn vader voor zijn verjaardag een geldbedrag om een orkest te kopen. Hij kocht alle topmuzikanten uit de New Yorkse jazzwereld, waaronder Tommy Dorsey. Met zijn broer, de saxofonist Jimmy Dorsey, vormde hij The Dorsey Brothers Orchestra, maar die samenwerking duurde niet lang. Op het podium kregen ze slaande ruzie over het tempo van een nummer dat gespeeld moest worden. Tommy liep het podium af en kwam nooit meer terug. Hij begon zijn eigen band en in 1940 begon Frank Sinatra zijn carrière bij hem. Frank ontleende zijn ademhalingstechniek aan de wijze waarop Tommy trombone speelde. Zeer de moeite waard zijn Tommy's minder bekende opnamen met kleine hot jazz studio bands, zoals:
-Bix Beiderbecke and his Rhythm Jugglers; Davenport Blues. Op trombone: Tommy Dorsey(!)1925
-The California Ramblers: Everthing is a Hotsy Totsy Now en Sweet Georgia Brown ( 1925)
-The Little Ramblers: Don't bring Lulu en Melancholy Lou ( 1925)
-Alabama Red Peppers: Riverboat Shuffle en Eccentric ( 1928)

Jack Higginbotham (1906-1973) kwam uit Cincinnati, net als trombonist Bill Rank (zie Charley's Club). Hij werkte in zijn jonge jaren eerst als kleermaker en later als automonteur bij General Motors, maar besloot in 1924 full-time muzikant te worden, eerst op bugel en later op trombone. Hij werd ontdekt door bandleider Luis Russell die hem van 1928 tot 1931 als solo-trombonist inhuurde. Hij ontwikkelde een onstuimige, opwindende manier van spelen, waarmee hij veel succes boekte. De rest van zijn professionele leven bleef hij spelen in diverse bands onder andere die van Fletcher Henderson en Louis Armstrong, die de band van Luis Russell in 1937 overnam. De laatste jaren speelde hij voornamelijk in kleinere Dixieland bands tot hij overleed aan longproblemen in 1973. Luister naar:
-Luis Russell and his Orchestra: Jersey Lightning en Dr. Blues (1929)
-J.C. Higgingbotham and his Six Hicks: Give me your Telephone Number en Higginbotham Blues(1930)

Jack Teagarden (1905-1964) mag als een van de grootste trombonisten aller tijden in dit rijtje niet ontbreken Toen hij in 1928 in New York aankwam, veroorzaakte zijn manier van spelen een sensatie. In plaats van de kwikzilverachtige, intervalstijl van Miff Mole, de toen meest gevraagde trombonist in de stad, speelde Jack trombone met zijn warme, in elkaar vloeiende noten, een nieuw geluid.
Roger Wolfe Kahn onderkende onmiddellijk zijn talent en zijn orkest maakte een plaatopname met Jack als solist. Luister naar She's a great, great Girl (1928) en je begrijp onmiddellijk waarom Jack Teagardens  platencarrière begonnen was; iedereen wilde hem hebben. Hij koos voor de band van Ben Pollack en bleef vijf jaar aan het orkest verbonden. Daarna klopte Paul Whiteman op de deur en opnieuw tekende hij voor vijf jaar. Dat leek een goed contract in tijden van economische recessie maar Jack zag de stijl van de band veranderen en wilde meer vrijheid. Hij richtte zijn eigen big band op in 1939 en hield dat acht jaar vol.  Toen werd de concurrentie te groot en de boel ging failliet. Louis Armstrong wilde hem hebben in zijn All Stars. Jack krabbelde weer op en speelde vier jaar met Louis. In de jaren daarna had hij zijn eigen Dixieland band. In 1952 maakte hij met cornettist Bobby Hackett en tweede trombonist Abe Lincoln (ooit lid van de California Ramblers en ook een geweldige trombonist)) een van de beste Dixieland LP's ooit. Hij overleed onverwacht in 1964 in zijn hotelkamer aan een hartaanval. Jack heeft zijn unieke, direct herkenbare trombone stijl nooit veranderd. Hij werd ook als vocalist  heel populair en was, tot op de dag van vandaag, een voorbeeld voor ontelbare jazz trombonisten: Platen:
-The Roger Wolfe Kahn Orchestra:  She is a Great Great Girl 1928.
-Bobby Hackett and his Jazzband: Coast Concert opgenomen in de nacht van 18-19 oktober 1955.

Frits Bernard Hotz (1922-2000) was auteur en muzikant en is mijn favoriete Nederlandse trombonist. Frits werd geboren in Leiden. Na een middelbareschoolopleiding bezocht hij de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam. Hij kreeg ondertussen tromboneles omdat hij jazzmuzikant wilde worden. Zijn grote voorbeeld was de Amerikaanse trombonist Miff Mole. Classic jazz, zoals die gespeeld werd door de orkesten van Paul Whiteman, Isham Jones, Bix Beiderbecke en Red Nichols, was de stijl die hem het meest aantrok.
Na de oorlog speelde hij bij verschillende amateur jazz bands in Den Haag en omgeving. In 1949 werd hij gevraagd als beroepstrombonist in de Dixieland Pipers van Eric Krans. Dit gebeurde na een tip van klarinettist Jan Morks, de latere klarinettist van de Dutch Swing College Band, waar Frits ook wel eens inviel. In 1950 maakte hij zijn eerste grammofoonplaat, nog wel met een eigen compositie: de Mister Toto Stomp. Na twee jaar besloot hij zijn eigen band op te richten naar voorbeeld van het Whiteman orkest: de Hotel Savoy Society Syncopeters. Dat bleek te hoog gegrepen. Een orkest met een dergelijk grote bezetting bleek te duur voor jazzclubs en moest al snel weer stoppen.Via Amsterdamse oude stijl jazz muzikanten, cornettist Hans Roty en klarinettist Frits Müller, kwam hij in contact met Hans IJzerdraat en werd hij trombonist in de New Orleans Seven, een fantastische band, waarmee ze in 1958 in de eerste prijs wonnen op het concours van de Nederlands Jazz Federatie in het Kurhaus in Scheveningen. Na een meningsverschil over de stijl (New Orléans versus New York) verlieten een aantal bandleden, waaronder Hans IJzerdraat, de Seven en arrangeerden Hans Roty en Frits een aantal nieuwe nummers in een nieuwe bezetting. Hotz' uitvoering daarvan werd het hoogtepunt van zijn muzikale carrière. Zijn lyrische subtiele toon en zijn technische beheersing van de trombone waren indrukwekkend. Toch was hij niet tevreden. Frits vond dat er te weinig werd gerepeteerd. In een brief aan Roty schreef hij dat er van hun vrijheid (weg bij IJzerdraat) een benauwd en onglorieus gebruik werd gemaakt. Bovendien waren de fans minder enthousiast. De muziek was erg 'bestudeerd' geworden en door de uitgekiende arrangementen weinig spontaan. Eind 1959 betekende dat het einde van de New Orleans Seven.
De breuk met IJzerdraat duurde niet lang. Het verschil in stijlopvatting moest niet overdreven worden. IJzerdraat had een nieuwe band opgericht: The Western Jazz Group. Frits werd opnieuw uitgenodigd en aarzelde niet lang. Hij kende de bandleden en had geld nodig, dus hij accepteerde de uitnodiging. Ook met deze band werden er platen opgenomen waaronder twee singles. Het succes was gering. Na vier jaar waren er 167 exemplaren verkocht. Jazz begon bij jongeren uit de mode te raken door de komst van bijvoorbeeld The Beatles.
Frits hield het voor gezien. Hij liet zijn ambitie varen om professioneel muzikant/arrangeur te worden. Hij trad alleen nog op als gast bij de amateur band The Jazz Pilgrims in café-restaurant De Groote Vink tussen Leiden enVoorschoten. Hij concentreerde zich op zijn schrijverschap en debuteerde in 1976 met Dood Weermiddel en andere verhalen. In 1998 kreeg hij de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oevre. Op 5 december 2000 overleed een groot muzikant/auteur en daarmee een uniek mens op 78 jarige leeftijd. Zijn trombone, een Conn met smalle boring, ging naar het Literatuur Museum in Den Haag. Platen:
-The Dixieland Pipers: Mister Toto Stomp-Keyhole Blues Parlophone 78 toeren (1950)
-The New Orléans Seven: Dureco LP 12 nummers, waaronder  Original Slow Drag, Too Bad, St. James Infirmary, What kind of a men is you ( 1956-57)
5 CID  EP's waarvan 1 exemplaar niet op de LP is overgenomen:.Davenport Blues, Hard  Hearted Hannah, Sugar Foot Strut en 't Aint so Honey, 't Aint so ( 1958).
-The Western Jazz Group EP van Imperial met When you were young Maggie ( 1961)

Bronnen:
- Scott Yanow,Classic Jazz, Musicians and Recordings 1895-1933
-Aleid Truijens, Geluk kun je alleen schilderen F.B. Hotz-Het Leven (2011)