dinsdag 31 maart 2020

Afleiding

Een goede manier om in deze bange dagen je gedachten te verzetten is om naar muziek te luisteren. Er wordt geschreven dat muziek troost biedt, troost is bemoediging zegt de Grote van Dale en dat is precies wat we nu nodig hebben.
Classic jazz, is, afgezien van de blues invloed, een type muziek met een doorgaans opgewekt karakter; duizenden mensen hebben er een dansje op gemaakt. De foto's van danszalen uit de twintiger jaren lieten vaak prachtig uitgedoste mensen zien met vrolijke gezichten. Hetzelfde beeld was waar te nemen in de restaurants. Op een volle buik staat een vrolijk hoofd! Die blijheid kon thuis worden voortgezet door de uitvinding van de grammofoonplaat. De kwaliteit van de weergave via niet elektrische platenspelers was veel beter dan men tegenwoordig denkt. Ik ben nog in het gelukkige bezit van een draagbare His Masters Voice platenspeler uit 1924 die jonge mensen in die tijd meenamen naar hun strandfeestjes. Als de naald nog scherp is en de 78 toerenplaat nog niet grijs gedraaid, dan wordt de muziek, zonder elektra, verrassend goed weergegeven. Naast die 78 toeren platencollecties, de LP's en CD's is er nu de computer om classic jazz op te zoeken en de bands en solisten te beluisteren. Over solisten gesproken. Het leek me een aardig idee om in deze duistere dagen een aantal van die solisten in het zonnetje te zetten. Daarbij beperk ik me tot trombonisten, omdat ik daar nu eenmaal iets speciaals mee heb.
Zoek ze op, veel plezier !

Lawrence Brown ( 1907-1988) maakte vanaf 1932 in totaal vijftien jaar deel uit van de trombonesectie van het orkest van Duke Ellington als solist, sectieleider en arrangeur, maar hij was ook een van de beste jazztrombonisten in de jaren daarvoor. Als de zoon van een dominee was hij een vreemde snuiter in de toenmalige jazzwereld, omdat hij nooit rookte, nooit dronk en nooit gokte. Hij studeerde piano, viool en tuba en switchte pas later naar trombone. Hij was ook nog eens student medicijnen.
Lawrence werd vooral bekend in de jazzwereld van Los Angeles en maakt daar in 1929-30 zestien opnamen met Paul Howard's Quality Serenaders. De naam zegt genoeg! Luister naar:
-Paul Howard Quality Serenaders met The  Ramble,  Charlie's Idea, Stuff, Quality Shout. (1929)
CD Timeless Jazz in California 1923-1930


Tommy Dorsey (1905-1956) 'The Sentimentel Gentleman of Swing'. Hij leidde in de Big Band Swing periode  (1930-1940) een heel populaire big band en scoorde verschillende hits zoals I'am gettting sentimental over you en Song of India. Hij excelleerde in het hoge register met een gave,
fluweelzachte toon. Minder bekend is zijn rol in de twintiger jaren. Vanaf 1925 was hij actief in de bands van Jean Goldkette, Paul Whiteman en Roger Wolfe Kahn. Kahn was de zoon van een New Yorkse bankier en kreeg van zijn vader voor zijn verjaardag een geldbedrag om een orkest te kopen. Hij kocht alle topmuzikanten uit de New Yorkse jazzwereld, waaronder Tommy Dorsey. Met zijn broer, de saxofonist Jimmy Dorsey, vormde hij The Dorsey Brothers Orchestra, maar die samenwerking duurde niet lang. Op het podium kregen ze slaande ruzie over het tempo van een nummer dat gespeeld moest worden. Tommy liep het podium af en kwam nooit meer terug. Hij begon zijn eigen band en in 1940 begon Frank Sinatra zijn carrière bij hem. Frank ontleende zijn ademhalingstechniek aan de wijze waarop Tommy trombone speelde. Zeer de moeite waard zijn Tommy's minder bekende opnamen met kleine hot jazz studio bands, zoals:
-Bix Beiderbecke and his Rhythm Jugglers; Davenport Blues. Op trombone: Tommy Dorsey(!)1925
-The California Ramblers: Everthing is a Hotsy Totsy Now en Sweet Georgia Brown ( 1925)
-The Little Ramblers: Don't bring Lulu en Melancholy Lou ( 1925)
-Alabama Red Peppers: Riverboat Shuffle en Eccentric ( 1928)

Jack Higginbotham (1906-1973) kwam uit Cincinnati, net als trombonist Bill Rank (zie Charley's Club). Hij werkte in zijn jonge jaren eerst als kleermaker en later als automonteur bij General Motors, maar besloot in 1924 full-time muzikant te worden, eerst op bugel en later op trombone. Hij werd ontdekt door bandleider Luis Russell die hem van 1928 tot 1931 als solo-trombonist inhuurde. Hij ontwikkelde een onstuimige, opwindende manier van spelen, waarmee hij veel succes boekte. De rest van zijn professionele leven bleef hij spelen in diverse bands onder andere die van Fletcher Henderson en Louis Armstrong, die de band van Luis Russell in 1937 overnam. De laatste jaren speelde hij voornamelijk in kleinere Dixieland bands tot hij overleed aan longproblemen in 1973. Luister naar:
-Luis Russell and his Orchestra: Jersey Lightning en Dr. Blues (1929)
-J.C. Higgingbotham and his Six Hicks: Give me your Telephone Number en Higginbotham Blues(1930)

Jack Teagarden (1905-1964) mag als een van de grootste trombonisten aller tijden in dit rijtje niet ontbreken Toen hij in 1928 in New York aankwam, veroorzaakte zijn manier van spelen een sensatie. In plaats van de kwikzilverachtige, intervalstijl van Miff Mole, de toen meest gevraagde trombonist in de stad, speelde Jack trombone met zijn warme, in elkaar vloeiende noten, een nieuw geluid.
Roger Wolfe Kahn onderkende onmiddellijk zijn talent en zijn orkest maakte een plaatopname met Jack als solist. Luister naar She's a great, great Girl (1928) en je begrijp onmiddellijk waarom Jack Teagardens  platencarrière begonnen was; iedereen wilde hem hebben. Hij koos voor de band van Ben Pollack en bleef vijf jaar aan het orkest verbonden. Daarna klopte Paul Whiteman op de deur en opnieuw tekende hij voor vijf jaar. Dat leek een goed contract in tijden van economische recessie maar Jack zag de stijl van de band veranderen en wilde meer vrijheid. Hij richtte zijn eigen big band op in 1939 en hield dat acht jaar vol.  Toen werd de concurrentie te groot en de boel ging failliet. Louis Armstrong wilde hem hebben in zijn All Stars. Jack krabbelde weer op en speelde vier jaar met Louis. In de jaren daarna had hij zijn eigen Dixieland band. In 1952 maakte hij met cornettist Bobby Hackett en tweede trombonist Abe Lincoln (ooit lid van de California Ramblers en ook een geweldige trombonist)) een van de beste Dixieland LP's ooit. Hij overleed onverwacht in 1964 in zijn hotelkamer aan een hartaanval. Jack heeft zijn unieke, direct herkenbare trombone stijl nooit veranderd. Hij werd ook als vocalist  heel populair en was, tot op de dag van vandaag, een voorbeeld voor ontelbare jazz trombonisten: Platen:
-The Roger Wolfe Kahn Orchestra:  She is a Great Great Girl 1928.
-Bobby Hackett and his Jazzband: Coast Concert opgenomen in de nacht van 18-19 oktober 1955.

Frits Bernard Hotz (1922-2000) was auteur en muzikant en is mijn favoriete Nederlandse trombonist. Frits werd geboren in Leiden. Na een middelbareschoolopleiding bezocht hij de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam. Hij kreeg ondertussen tromboneles omdat hij jazzmuzikant wilde worden. Zijn grote voorbeeld was de Amerikaanse trombonist Miff Mole. Classic jazz, zoals die gespeeld werd door de orkesten van Paul Whiteman, Isham Jones, Bix Beiderbecke en Red Nichols, was de stijl die hem het meest aantrok.
Na de oorlog speelde hij bij verschillende amateur jazz bands in Den Haag en omgeving. In 1949 werd hij gevraagd als beroepstrombonist in de Dixieland Pipers van Eric Krans. Dit gebeurde na een tip van klarinettist Jan Morks, de latere klarinettist van de Dutch Swing College Band, waar Frits ook wel eens inviel. In 1950 maakte hij zijn eerste grammofoonplaat, nog wel met een eigen compositie: de Mister Toto Stomp. Na twee jaar besloot hij zijn eigen band op te richten naar voorbeeld van het Whiteman orkest: de Hotel Savoy Society Syncopeters. Dat bleek te hoog gegrepen. Een orkest met een dergelijk grote bezetting bleek te duur voor jazzclubs en moest al snel weer stoppen.Via Amsterdamse oude stijl jazz muzikanten, cornettist Hans Roty en klarinettist Frits Müller, kwam hij in contact met Hans IJzerdraat en werd hij trombonist in de New Orleans Seven, een fantastische band, waarmee ze in 1958 in de eerste prijs wonnen op het concours van de Nederlands Jazz Federatie in het Kurhaus in Scheveningen. Na een meningsverschil over de stijl (New Orléans versus New York) verlieten een aantal bandleden, waaronder Hans IJzerdraat, de Seven en arrangeerden Hans Roty en Frits een aantal nieuwe nummers in een nieuwe bezetting. Hotz' uitvoering daarvan werd het hoogtepunt van zijn muzikale carrière. Zijn lyrische subtiele toon en zijn technische beheersing van de trombone waren indrukwekkend. Toch was hij niet tevreden. Frits vond dat er te weinig werd gerepeteerd. In een brief aan Roty schreef hij dat er van hun vrijheid (weg bij IJzerdraat) een benauwd en onglorieus gebruik werd gemaakt. Bovendien waren de fans minder enthousiast. De muziek was erg 'bestudeerd' geworden en door de uitgekiende arrangementen weinig spontaan. Eind 1959 betekende dat het einde van de New Orleans Seven.
De breuk met IJzerdraat duurde niet lang. Het verschil in stijlopvatting moest niet overdreven worden. IJzerdraat had een nieuwe band opgericht: The Western Jazz Group. Frits werd opnieuw uitgenodigd en aarzelde niet lang. Hij kende de bandleden en had geld nodig, dus hij accepteerde de uitnodiging. Ook met deze band werden er platen opgenomen waaronder twee singles. Het succes was gering. Na vier jaar waren er 167 exemplaren verkocht. Jazz begon bij jongeren uit de mode te raken door de komst van bijvoorbeeld The Beatles.
Frits hield het voor gezien. Hij liet zijn ambitie varen om professioneel muzikant/arrangeur te worden. Hij trad alleen nog op als gast bij de amateur band The Jazz Pilgrims in café-restaurant De Groote Vink tussen Leiden enVoorschoten. Hij concentreerde zich op zijn schrijverschap en debuteerde in 1976 met Dood Weermiddel en andere verhalen. In 1998 kreeg hij de P.C. Hooftprijs voor zijn hele oevre. Op 5 december 2000 overleed een groot muzikant/auteur en daarmee een uniek mens op 78 jarige leeftijd. Zijn trombone, een Conn met smalle boring, ging naar het Literatuur Museum in Den Haag. Platen:
-The Dixieland Pipers: Mister Toto Stomp-Keyhole Blues Parlophone 78 toeren (1950)
-The New Orléans Seven: Dureco LP 12 nummers, waaronder  Original Slow Drag, Too Bad, St. James Infirmary, What kind of a men is you ( 1956-57)
5 CID  EP's waarvan 1 exemplaar niet op de LP is overgenomen:.Davenport Blues, Hard  Hearted Hannah, Sugar Foot Strut en 't Aint so Honey, 't Aint so ( 1958).
-The Western Jazz Group EP van Imperial met When you were young Maggie ( 1961)

Bronnen:
- Scott Yanow,Classic Jazz, Musicians and Recordings 1895-1933
-Aleid Truijens, Geluk kun je alleen schilderen F.B. Hotz-Het Leven (2011)































Geen opmerkingen:

Een reactie posten