zaterdag 15 oktober 2022

KWALITEIT



 In de Dikke van Dale wordt kwaliteit als volgt omschreven: bepaalde gesteldheid of hoedanigheid waarin iets geschikt is voor een bepaald doel. 
Hoe zit dat met muziek? Wat is het doel dat je met muziek wilt bereiken? Plezier, luistergenot, ontroering, populariteit? Hoe bereik je dat dan? Allemaal vragen die lastig te beantwoorden zijn. Een ding is zeker. Het kwaliteitsniveau speelt een belangrijke rol. Of het nou bij pop, klassieke muziek of rock&roll is. De kwaliteit van de compositie en het niveau van de uitvoerende muzikanten bepalen voor een belangrijk deel het resultaat.

 Dat geldt zeker voor classic jazz, een kleine specialistische muziekstijl die een eeuw geleden een grote populariteit genoot, maar vandaag de dag alleen door een kleine groep liefhebbers wordt gewaardeerd. Wat is er gebeurd? Deze muziek, die steunt  op 3 belangrijke pijlers - improvisatie, een stuwend ritme en een een herkenbaar thema - is  ingehaald door andere muziekvormen. Welke factoren hebben in dit proces een rol gespeeld?  Ten eerste heeft de naam JAZZ zijn betekenis verloren en wordt te pas en te onpas voor meerdere muziekstijlen  gebruikt. Een jazzfestival is al lang geen jazzfestival meer. Het publiek is het spoor bijster geraakt. Andere namen werden gebruikt voor classic jazz: New Orleans jazz, vintage jazz, revival jazz, dixieland, early jazz etc. Ten tweede kreeg de muziek  in de loop der tijd  allerlei nieuwe stijlvormen zoals swing, bebop, bigband, en free jazz. Die laatste vorm, een stijl zonder thema of vast akkoordenpatroon, resulteerde vaak in een kakofonie van geluid en maakte de verwarring alleen maar groter. Veel mensen verloren hun belangstelling. Dixieland jazz, jarenlang populair, kreeg een slecht imago en werd in de media bestempeld als een VVD-muziekje, geschikt voor oudere, sigarenrokende congresgangers. De classic jazzclubs werden hoofdzakelijk nog bezocht door een ouder publiek en leken meer op partneravonden dan op bijeenkomsten voor jazzliefhebbers. Tenslotte waren de optredende bands niet altijd van eredivisieniveau. De muzikanten, te vaak goedwillende, slecht opgeleide amateurs die van mening waren dat ze wel een jazzband konden beginnen, kwamen niet verder dan het spelen van het standaardrepertoire, waarbij Icecream, When the Saints en All of Me zeker niet mochten ontbreken.

Is er dan helemaal geen licht aan het eind van de van de classic jazztunnel? Jazeker wel. Om dat licht te zien de volgende voorbeelden:

Nederland 

De Dutch Swing College, opgericht in 1945 en de enige volledig professionele jazzband met in de bezetting goed opgeleide muzikanten, bestaat nog steeds. Onlangs namen ze een bijzonder initiatief met het Ministry of Jazz, een  project waarbij, voorafgaande aan een concert, een presentatie werd gegeven over de historie van classic jazz door trompettist Menno Daams.                                                                    Enige jaren geleden maakten de Beau Hunks een paar CD's met prachtige classic jazz muziek en bewezen dat er in Nederland heel veel mogelijk is. Verder mag de oprichting  van de Fried Seven, bestaande uit een groep jonge Amsterdamse conservatoriummuzikanten, beschouwd worden als een waardevolle uitbreiding van het aantal classic jazzbands in Nederland. Andors Jazzband,  een orkest dat al jarenland bestaat in verschillende bezettingen, is een mix van conservatoriummuzikanten en ervaren amateurs. Een band met mooie arrangementen ( gemaakt door Ad Houtepen) en een authentiek repertoire. De Classic Concert Club in Sassenheim is in het leven geroepen om zorgvuldig op kwaliteit geselecteerde bands uit heel Europa op te laten treden. Tenslotte verschijnt Doctor Jazz Magazine als enig classic jazz tijdschrift in Nederland. Het publiceert artikelen over oude stijl jazz en houdt daarmee liefhebbers zo goed mogelijk op de hoogte van het heden en verleden van de muziek.

Europa

Uit Berlijn komt het Syncopated Society Orchestra,  een band van 11 muzikante en een huisorkest van de Syncopared Society, een organisatie, die speciaal is opgericht om oude stijl te promoten, vooral bij jonge mensen. De band speelt mooie, gearrangeerde, lichtvoetige klassieke jazz en beschikt over een aantal prima solisten, waaronder Klaus Wunderlich op trombone.

De Fransen laten nog steeds de fine fleur van hun oude stijl muzikanten horen in Le Petit Journal, een jazzclub aan de Boulevard St. Germain, die dagelijks een ander programma biedt. Ook vinden er in de zomer nog steeds, vooral in Zuid-Frankrijk, jazzfestivals plaats (Nice, St. Raphael) Echter oude stijl jazz neemt steeds minder plaats in.

Uit Milaan komen de Chicago Stompers, een classic jazzband pur sang. De band bestaat uit 11 muzikanten, inclusief zangeres. Naast een twintiger jaren repertoire is het een genoegen ze op het podium aan het werk te zien. Het zijn geen statische muzikanten die achter lessenaars hun partijtje blazen, maar muzikanten die met grappen en grollen het publiek vermaken en bovendien classic jazz van hoge kwaliteit voor het voetlicht brengen. Tip: Ze zijn 27 november 2022 in de Gouden Karper in Hummelo. Niet te missen!

Dan Engeland! Orkesten als de  Big Chris Barber Jazzband, het Pasedena Roof Orchestra en de Alex Mendham Band, treden nog met veel succes op. Daarnaast vindt in november het Whitley Bay International Classic Jazz Party plaats. Dit festival mag rustig beschouwd worden als het puurste en  beste oude stijl jazzfestival van Europa. Ze hanteren een unieke formule: orkesten worden niet voor het festival uitgenodigd, maar afzonderlijke muzikanten; de internationale top! Ze vormen gedurende het vierdaagse festival een aantal orkesten die het repertoire spelen van bekende Amerikaanse voorbeelden uit de twintiger jaren. Het is een uniek concept dat door de authentieke arrangementen en de klasse van de muzikanten de originelen heel sterk benadert.  De vraag is of het allemaal de moeite waard is, als de originelen via het internet voor iedereen beschikbaar zijn. Het antwoord is dat de bands spelen, zoals het indertijd geklonken moet hebben, soms zelfs beter dan toen. Onderwerpen vorig jaar: The Ellingtonians, The music of Ted Weems, King Olivers's Victor recordings, Paul Howards Qualty Serenaders, The Chicago Loopers, Red Nichols big bands en nog veel meer. Er werd zelfs een band samengesteld die composities speelde van bladmuziek die was ingeleverd bij de Library of Congress. De nummers waren nooit eerder gespeeld, laat staan op de plaat gezet. Prachtige classic jazz van hoge kwaliteit alsnog  te horen in 2022. Allemaal te vinden op Youtube.

Musici o.a. cornet: Mike Davis, Andy Schumm (USA), reeds Jean Francois Bonnel (France), David Horniblow (GB) Claus Jacobi ( Germany) trombone: Graham Hughes, Alister Alan (GB) piano: Andrew Oliver, David Boeddinghaus (USA), banjo Martin Weatley, (GB), Jacob Ullberger ( Zweden) Bas-tuba Malcolm Sked (GB)Henri Lemaite (France), drums: Josh Duffee (USA) Nick Ball (GB)

Amerika,

Mike Davis

De Amerikanen beschikken nog steeds over eersteklas classic jazzmusici. Pure New Orleans stijl wordt al een aantal jaren heel goed gespeeld door Tuba Skinny, bekend van toernees in Europa. Het is prima, los geïmproviseerde authentieke  jazz met een sterk ritme van gitaar, banjo, slagwerk en tuba.

Meer gearrangeerde jazz wordt gespeeld door de Nighthawks van  bassaxofonist Vincent Giordano. De band is gespecialiseerd in de stijl,  zoals die tussen 1919 en 1930 populair werd in New York. Die stijl wordt ook gespeeld door de New York Classic Seven en in Chicago door de Cellar Boys onder leiding van trompettist Andy Schumm. De top wordt gevormd door de New Yorkse New Wonders onder leiding van cornettist Mike Davis De naam is ontleend aan een model cornet, waar Bix Beiderbecke op speelde. Ze spelen oud-blanke classic jazz naar voorbeeld van de Goofus Five en de California Ramblers. Mike is de reïncarnatie van een jazzmuzikant uit Amerika in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Hij ziet er uit alsof hij in 1928 is ingevroren en in 2015 is ontdooid. Mike speelt vlekkeloos in de 'hinkstapsprong' stijl van Red Nichols en Chelsie Quely. Zijn band bestaat uit pure vaklui die muziek lezen, zoals jij en ik een boek en daarnaast beschikken over een hoog improvisatievermogen. Die kwaliteiten waren ook volop aanwezig bij muzikanten in de twintiger jaren. Trombonist Bill Rank vertelde bij zijn bezoek aan Nederland dat hij als lid van het orkest van Paut Whiteman 's morgens repeteerde, 's middags plaatopnamen maakte en 's avonds als invaller in een symfonie-orkest de trombonesolo uit de Bolero van Ravel ten gehore bracht. 

Conclusies:
De Amerkanen zijn nog steeds onovertroffen in de vertolking van classic jazz, zoals de Spanjaarden in flamenco en de Fransen in het chanson. In Engeland wordt nog prima classic jazz gespeeld. In Europa is nog een beperkt aantal goede orkesten te vinden.  In Nederland is de populariteit van dixieland jazz sterk teruggelopen. Naast de Dutch Swing College zijn er nog een twintigtal amateur bands actief, hoofdzakelijk via het restant van de overgebleven jazzclubs.
In Europa grijpt een nieuwe generatie muzikanten terug naar voorbeelden van bands en repertoire uit de twintiger jaren, die door de komst van het internet volop beschikbaar zijn. Via social media kunnen liefhebbers van classic jazz meer dan ooit bereikt worden met de originele opnamen.

Tip: Je kan iedere dag gratis (van een verzamelaar) via e-mail uit New York een originele classic jazz opname ontvangen. Schrijf in via newsletter@20sjazz.com  










 

woensdag 24 augustus 2022

DICK KLIJN

Vorige week overleed in zijn woonplaats Haarlem de 77-jarige banjoist Dick Klijn. (1944-2022) Dick behoorde tot de top tien classic jazz banjoisten van Nederland. Ik mocht jarenlang met hem samenwerken in verschillende orkesten. Dick was vooral een bandbanjoist, een rots in de branding in de ritmegroep, verantwoordelijk voor de juiste akkoorden. Hij was werkzaam als radiotelegrafist bij Radio Scheveningen en een verwoed radiozendamateur. Daarnaast had hij banjo leren spelen. Oude stijl jazz was in de zestiger jaren van de vorige eeuw in Haarlem behoorlijk populair. Via de Haarlemse Jazzclub kwam hij in contact met meerdere muzikanten, wat in 1965 resulteerde in een vaste plek in de Limehouse Jazz Band. Hij speelde in de band tot 1969. Door bezoeken aan de Amsterdamse Jazzclub de Blokhut speelde hij ook regelmatig met Amsterdamse muzikanten met als hoogtepunt de begeleiding van zangeres Eva Taylor, die daar optrad als gastsoliste.
Limehouse Jazzband 1965

Eind zestig werd Charley's Novelty Orchestra The Crwth opgericht. Initiatiefnemer Frithjof Sterrenburg stelde een orkest samen met louter liefhebbers van de New Yorkse oud blanke stijl. Dick werd de banjoist, naast zijn verbintenis met de Haarlemse Limehouse Jazzband. Het orkest had Felix Merites aan de Keizersgracht als thuisbasis en werd  het huisorkest van Charley's club. Het Parool en Vrij Nederland schreven lovende recensies, het aantal bezoekers nam flink toe en eind 1967 werd er een EP opgenomen. In 1968 kwam trombonist Bill Rank over uit Amerika en trad op als gastsolist in Felix Merites. Dick was toen 23 jaar en werd door Bill Rank gecomplimenteerd met zijn spel. Een jaar later werd dit optreden nog eens herhaald. In 1975 speelde Dick met een gelegenheidscombinatie op het Oude Stijl Jazzfestival in Breda met daarbij opnieuw Bill Rank als gastsolist. Van 1973  tot 1977 was hij terug in de Limehouse Jazzband, waarmee hij in 1973 een Lp maakte. Daarnaast maakte hij LP's met de zangeressen Zenja Dam en Victoria Varekamp.

The Crwth met Bill Rank
Ondertussen was cornettist Hans Roty van de New   Orleans Seven uit Amsterdam een nieuwe groep aan   het samenstellen, die hij de Pink Elephants noemde.   Van maart 1972 tot juli 1974 werd deze band het       huisorkest van Sherry Bodega de Gravin in Haarlem,   waar wekelijks met veel succes werd opgetreden. In de   5-mans  bezetting vonden in de loop van die periode   wat mutaties plaats, maar Dick zou als banjoist 11 jaar   bij  de band blijven. Hoogtepunten waren   gastoptredens  met een aantal grootheden uit de  classic  jazz:  Spiegle Wilcox, Manny Klein, Jabbo   Smith, George Probert een Jan  Morks. Er werd medewerking verleend aan een advertentie campagne voor Heineken en een plaatopname voor de Stichting Oog en Bril. Bovendien kwam er een uitnodiging binnen voor deelname aan de Old Sacramento Dixieland Jubilee in Californië in 1980. Een gigantisch, goed georganiseerd classic jazz festival met medewerking van 77 orkesten. Er vonden ook optredens buiten het festival plaats, zoals in de boksring van de Pepperdine University in Los Angeles, waar de Nederlandse bokser Pedro van Raamsdonk zijn partij op punten verloor, ondanks de Nederlandse muzikale steun. Een Afro-Amerikaanse student vroeg na afloop aan Dick: "Wat kind of music was this, sir ?" Daarnaast waren er optredens in de Cristal Ballroom van het Hacienda Hotel in Los Angeles en in de Forum Jazz Club. In totaal speelden de Elephants in 14 dagen met veel succes 18 keer in Amerika. Een onvergetelijke ervaring, waar Dick een geweldige bijdrage aan heeft geleverd en waar hij ontzettend van heeft genoten. 


Heineken advertentie
Terug in Nederland drukte die toernee de Haarlemse jazzclub met de neus op het feit dat de Elephants nog nooit op het HJC-podium hadden gestaan; een omissie die datzelfde jaar nog werd goedgemaakt. De Pink Elephants bleven actief tot maart 1983. Dick, ook nog kort lid van Andors Jazzband, viel als ervaren banjoist in bij verschillende formaties, totdat hij in 2001 opnieuw benaderd werd door Hans Roty. Cornettist Roty was, net zoals 30 jaar eerder gebeurde met de Pink Elelphants, op zoek naar muzikanten voor een kleine, maar fijne band om daarmee een speciaal geselecteerd repertoire te spelen. Het werd de Rotysserie, waarmee 10 jaar iedere zondagmiddag in De Waag in Haarlem werd gespeeld en een CD werd opgenomen. De band is op Youtube te horen met o.a. nummers als All my life , Exactly like you en de Vo Do Deo Do Blues. 

De laatste jaren heeft Dick nog, naast een periode met de Stable Roof Jazzband, op zondagmiddag gespeeld met de Belle's All Stars, in het gelijknamige restaurant in 't Gooi. Daar stopte hij in 2019 mee, het werd hem teveel, zijn gezondheid liet het niet langer toe. De oude stijl jazzwereld in Nederland verloor een belangrijke banjoist. Het was een plezier om met hem te spelen.

Met dank aan: Pieter Klop, Hans Esman, Fred Horn, Ton van Brussel, Erik de Jonge, Rinus Havelaar. 






rie 



























maandag 16 mei 2022

EVA TAYLOR

Het moet ergens in 1967 zijn geweest dat ik de Amsterdamse oude stijl jazzclub De Blokhut binnen stapte en daar een kleine, donkere vrouw met opgestoken haar en een grote vlinderbril op het podium stond. Ze wilde net met haar optreden beginnen, begeleid door een aantal vaste Blokhut muzikanten. Daar stond ze, de 'Dixie Nightingale' uit St. Louis Amerika; opgetreden met vele grootheden uit de classic jazz, te horen op tientallen plaatopnamen en bekend van haar rol in de Broadway musical Bottomland. Hoe kwam zo'n ster in De Blokhut terecht? Een vraag die ik lang niet kon beantwoorden. Na wat speurwerk kwam ik bij Ate van Delden terecht, platenverzamelaar en kenner van classic jazz, en dat bleek een schot in de roos.    

Eva correspondeerde met Ust van Galen Last uit Den Haag, zus van Joop van Galen Last, toen eindredacteur van Doctor Jazz Magazine. Ust nodigde Eva uit om naar Nederland te komen en Eva accepteerde de uitnodiging. Tijdens een bijeenkomst van een aantal jazzliefhebbers op zondagmiddag in Den Haag werd besloten om die avond naar de Amsterdamse Blokhut te gaan, waar Eva meteen werd gevraagd om een aantal nummers te zingen. Van deze sessie zijn opnamen gemaakt die later zijn uitgezonden in het radioprogramma Jazz uit het Historisch archief van Pim Gras.  Eva  bracht ook bezoeken aan Engeland en Denemarken. In Engeland werd een LP opgenomen met The Anglo-American Boyfriends met in de bezetting onder andere John R. T Davies en Richard Sudhalter, beiden bekend van The New Paul Whiteman Orchestra. In Kopenhagen trad ze op met de Peruna Jazzmen.  Een fimpje van dit optreden is te vinden op Youtube.

vlnr Pim Gras, Dick Klijn, Herman Openneer, Fritjof Sterrenburg
Eva Taylor werd geboren als Irene Joy Gibbons  in St. Louis Missouri op 22 januari 1895. Ze was een van de eerste Afro-Amerikaanse zangeressen die in Amerika voor de radio zong. Op 3- jarige leeftijd stond ze al op de planken en maakte zo, als lid van een vaudeville gezelschap, op zeer jonge leeftijd een tournee door Europa, Nieuw Zeeland en Australië. In 1911 zong ze in het koor van een theatershow met Al Jolson. Ze trouwde in 1921 in New York met bandleider Clarence Williams en trad regelmatig op met zijn trio. In 1922 maakte ze haar eerste plaatopname voor Black Swan Records, die haar afficheerde als de Dixie Nightingale. Daarnaast maakte ze veel platen met The Clarence Williams Blue Five met in de bezetting onder andere Sidney Bechet, Charlie Irvis en Louis Armstrong. Haar opname met deze groep van Cake Walking Babies From Home werd een hit, niet in het minst door de fantastische cornetsolo van Louis Armstrong, die nog veel van zich zou laten horen. Haar opnamen met The Charleston Chasers van Red Nichols en Miff Mole zijn bijzonder te noemen gezien de gecompliceerde situatie in Amerika tussen blank en zwart. Eva vertelde  later in een  interview dat ze was uitgenodigd voor een uitzending voor de WEAF radio in New York, samen met de blanke Original Memphis Five. Haar stem klonk blank genoeg om geaccepteerd te worden door het publiek. Toch nam de studio geen enkel risico om beschuldigd te worden van 'racial mixing'. Tijdens de opname werd ze door een gordijn  gescheiden van de band.

Eva met de band van Clarence Williams
Tot 1930 zong Eva in shows in alle grote theaters in New York, zoals het Apollo Theatre, Carnegie Hall, Madison Square Garden, Lincoln Theatre, Savoy Ballroom en het Harlem Casino. Haar bekenheid werd vooral groot door haar mewerking aan vele radioshows. Van 1932 tot 1933 had ze haar eigen radio programma  The Eva Taylor Crooner Show. Ook werkte ze  samen met het orkest van Paul Whiteman in The Kraft Music Hall show. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte ze vrijwel met optreden en trad alleen nog op in ziekenhuizen in New York voor het Hospital Reserve Corps en in 1948 tijdens een Memorial Concert voor Bessie Smith.

Na de dood van echtgenoot Clarence Williams in 1965, met wie Eva 44 jaar was getrouwd, kwam ze naar Europa, op uitnodiging van haar Nederlandse correspondentievriendin. In 1976 trad ze, al 81 jaar oud, op in de Stampen Club (The Pawn Shop) in Stockholm. De club was afgeladen vol. Toen ze begon te zingen werd het doodstil en concentreerde iedereen zich op die kleine vrouw die met haar zang en presentatie het publiek meteen volledig wist te boeien. Haar stem was lager dan in haar jeugd, maar swingde meer dan ooit tevoren. Net als de meeste vocalisten van haar generatie was ze niet alleen zangeres, maar ook een professionele entertainer, echter zonder sterallures. Het concert werd later onder de titel Jazz at the Pawnshop op LP uitgebracht. De hoestekst luidde: 'De opnamen kunnen geen compleet beeld geven van Eva's kwaliteiten, haar dansen op het podium, haar communicatie met de muzikanten en publiek, maar ze vangen de muziek en de sfeer van een van de meest inspirerende  classic jazz concerten die ooit in een Stockholmse jazzclub hebben plaatsgevonden.'

Taylor en Williams kregen 3 kinderen. Eva overleed in 1977 op 82 jarige leeftijd in New York. Ze werd begraven naast haar man Clarence in Farmingdale New York. Haar zoon Clarence Williams Jr. is de vader van de bekende hedendaagse acteur Clarence Williams III. Het was een bijzonder voorrecht om Eva live te zien optreden in De Blokhut. Een optreden dat ik niet had willen missen.

Bronnen: Encyclopedia, Wikipedia, Ate van Delden, Wim Bor, Discogs, Sepea, Fontana Records




 







zondag 20 februari 2022

FRITS HOTZ

  • Frits Hotz is mijn favoriete Nederlandse classic jazz trombonist. Jaren geleden bezocht ik hem met slagwerker Herman Openneer, op een druilerige zondagmiddag, in zijn huis aan de Juffermansstraat in Oegstgeest. Toen we aanbelden ging de voordeur open met een trekkoord en riep een stem : "Kom maar boven." We troffen Frits aan in zijn bed met een donkere bril op en dekens opgetrokken tot aan zijn kin. Hij zei dat hij grieperig was, maar de afspraak om platen te draaien absoluut niet wilde afzeggen. Naast zijn bed stond een tafel met een platenspeler en een stapel breekbare 78-toeren platen, vrijwel allemaal van het orkest van Paul Whiteman. Ik moest vooral letten op de trombonisten Sammy Lewis en Bill Rank. Een bijzondere ontmoeting met een man die vanuit zijn bed platen draaide en die in 1997 in diezelfde kamer de P.C. Hooftprijs kreeg uitgereikt. Die bestond uit een geld̀prijs van 125.000 gulden, een beeldje en een oorkonde. Bovendien kreeg Frits een stapel cd ́s met namen van zijn lievelingsnummers uit de jaren twintig, geselecteerd door dezelfde Herman Openneer "Mooi", zei Frits, "maar ik heb geen cd-speler. Die bleek bij de prijs te zijn inbegrepen                                                  s                     .  
    1. Wie was Frits Hotz?                                                                                                                                Frits Bernard Hotz werd geboren op 1 februari 1922 in Leiden, als zoon van Anna Hoek en Jaap Hotz. Zijn ouders hadden al een dochter Atie en Frits en Atie werden onafscheidelijk. De vader van Frits organiseerde vaak dansavondjes thuis, waarbij de koffergrammofoon te voorschijn kwam. Het werd  pas echt leuk als hij uit zijn hoofd piano ging spelen, vooral nummers van George Gershwin. Zijn spel werd door zijn gasten zeer gewaardeerd onder andere door bandleider Klaas van Beek, een goede vriend van de familie. Atie en Frits moesten op die avonden vroeg naar hun kamer, maar ze bleven lang wakker en genoten van de muziek en al het geroezemoes dat uit de huiskamer kwam. Van jongs af aan was Frits gek op de platen van zijn vader. Hij hoorde voor het eerst de orkesten van Paul Whiteman en Isham Jones en bleef zijn leven lang verknocht aan de Amerikaanse dansmuziek uit de twintiger jaren. Pas op zijn tweeëntwintigste besloot hij om zelf muziek te gaan maken. Voor die tijd had niemand in de familie Hotz in de gaten dat hij daar aanleg voor had. Hij had op zijn twaalfde van zijn vader zijn eigen koffergrammofoon gekregen en van zijn oom kreeg hij de eerste platen. Frits ontwikkelde door het lezen van kranten en tijdschriften ook de liefde voor andere kunstvormen, zoals voor het schilderwerk van Piet Mondriaan. Het fascineerde hem uitermate dat Mondriaan ook van Paul Whiteman hield en dat het orkest in 1926 had opgetreden in het Kurhaus in Scheveningen, vlak bij zijn woonplaats. Daar had Frits graag bij willen zijn, maar met vier jaar was hij daar nog te jong voor. Pas veel later schreef hij samen met Herman Openneer een artikel over dit optreden in de vorm van een rijk geïllustreerde bijlage in Vrij Nederland. In 1933 speelt het orkest van Duke Ellington in het Kurhaus in Scheveningen. Frits hoorde de muziek van Ellington op de radio, maar het viel hem tegen; te droevig, te klagerig en niet in overeenstemming met de kittige, levendige dansmuziek die hij kende van zijn platencollectie. Een jaar later werd hij ziek Hij kreeg de bof, hoge koorts en ontstoken ogen. Als hij opknapt blijkt één van zijn ogen voorgoed beschadigd te zijn en moet hij zijn leven lang druppelen.

      Toen hij op de plaat Miff Mole hoorde, samen met Red Nichols, besloot hij musicus te worden. Op de mts had hij van iemand een klarinet geleend, waarmee hij in de schoolband speelde, maar hij kwam erachter dat de klarinet niet zijn instrument was. Hij koos voor de trombone na het horen van de 'luie' trombone van Sammy Lewis in That Red Head Gal van het orkest van Isham Jones. Maar hoe kom je aan een trombone? In het Leids Dagblad stond een trombone te koop. Frits scharrelde 45 gulden bij elkaar, kocht dat instrument en oefende 8 tot 10 uur per dag. Zijn grote voorbeeld was (hoe kon het ook anders) Miff Mole. Frits kon alle solo's mee neuriën en dat was dan ook alles, maar hij hield vol. Toch schoot het niet erg op, er moest iets gebeuren. Hij ging les nemen en wel bij Lodewijk Schweitzer, de eerste trombonist van het Residentieorkest. Die weigerde in de oorlog lid te worden van de Kultuurkamer en verdiende zijn geld met muzieklessen voor beginners. Schweitzer keurde zijn trombone van het merk B & F, maar was er niet enthousiast over. Frits klonk bij lange na niet zoals Miff, maar toen Schweitzer het instrument uitprobeerde klonk dat meteen goed. Het lag niet aan de trombone, maar aan de blaastechniek van Frits; hij had nog veel te leren. 

      Aan het eind van de oorlog moest Frits zijn studie afbreken. Hij liep tuberculose op. De trombone bleef in de koffer. Hij begon te lezen: Vestdijk, Van Schendel, Multatuli. Via het Zweedse Rode Kruis kreeg hij de mogelijkheid om in een sanatorium in Denemarken te herstellen. Eind 1947 kwam hij terug. Hij hoorde de de Dixieland Pipers van Eric Krans in Den Haag en schreef hem een brief waarin hij de band een compliment gaf, maar ook kritiek had op de beperkte techniek van de trombonist. Krans vatte de brief op als een voorzichtige sollicitatie. Na de oorlog bloeide de classic jazz op in Den Haag.  Naast de Haagse Jazz Club werd de Nederlandse Jazz Club opgericht, de club voor de puristen, zoals Eric Krans, Roefi Hueting en...Frits Hotz, die als invaller in enkele Haagse jazzbands al te horen was. Frits kwam ook Jan Morks weer tegen die als klarinettist bij de Dixieland Pipers speelde. In 1949 nam  Eric Krans contact met Frits op. Hij kreeg op voorspraak van Jan Morks een contract aangeboden als beroepsmusicus bij de Dixieland Pipers. Frits was er blij mee. Ze hadden veel werk voor jazzclubs en studentenfeestjes. Dat laatste beviel hem minder. Studenten hadden meer belangstelling voor bier dan voor mooie solo's.  Met de Pipers maakte Frits zijn eerste grammofoonplaat, een dubbel debuut als componist en trombonist: de Mr. Toto Stomp. Het ging goed met hem. Hij had een leuke vriendin, een vast contract bij een populaire jazzband en een bijbaantje in een bibliotheek.

      Tot ieders verbazing sloeg Frits in 1952  een nieuw contract met de Pipers af. Hij kon zich niet vinden in de stijlopvatting van orkestleider Eric Krans. Krans greep terug naar de orkesten uit New Orleans zoals King Oliver en Jelly Roll Morton, terwijl Frits een voorkeur had voor de oud blanke stijl uit New York en Chicago, een verschil in opvatting, dat ook later weer de kop op zou steken. Hij had ondertussen een grote repertoire kennis opgebouwd en was voor sommigen uitgegroeid tot Nederlands beste classic jazz trombonist. Hij had een zachte, elegante toon, duidelijk beïnvloed door de Amerikaanse trombonist Miff Mole. Regelmatig was hij bij andere Haagse orkesten als invaller te horen, zoals de populaire Dutch Swing College Band, waarmee hij goed geld verdiende. Frits legde ook contacten in Amsterdam via de Canal Street Jazz Band van de uitstekende klarinettist/saxofonist Frits Müller. Met zijn Haagse vriendengroep besloot Frits een nieuwe band op te richten. Het werden The Hotel Savoy Society Syncopeters, een verwijzing naar de syncopische jazz uit de jaren twintig en de grote luxe hotels in Amerika en Engeland waar de muziek zo populair werd. Frits had een goed gevoel voor humor, maar alles rondom de band werd met dodelijke ernst en uiterste precisie georganiseerd. Het was zijn muziek en zijn orkest met musici in smoking, met plaksnorren en haarscheiding in het midden. In 1953  traden ze op in de prachtige koepelzaal van de Haagse Dierentuin. Het HaagsDagblad noemde het optreden 'een daverende verrassing' Toch was het lastig om voor een orkest van 10 man schnabbels te regelen. Al met al traden ze slechts 4 keer in het openbaar op. Met het idee om geld te verdienen, hebben ze in 1954 nog geprobeerd in  een Zweedse jazzclub naam te maken. Dat liep uiteindelijk op niets uit. Er zijn helaas geen opnamen van het orkest bewaard gebleven.

      In december 1955 werd Frits gevraagd om trombone te spelen in  The New Orleans Seven, de succesvolle band van de Amsterdamse tubaïst Hans IJzerdraat. Hij moest er even over nadenken. Na overleg met zijn nieuwe vriendin Barbara -  het zou heen en weer reizen worden tussen Den Haag en Amsterdam - waagde Frits de stap en had het meteen  erg naar zijn zin in de band. Cornettist Hans Roty was een geestverwant. Ze gingen veel met elkaar om, hielden beiden van oud-blank en maakten beiden op dezelfde ingetogen manier muziek.  The New Orleans Seven kwam tot grote bloei. Ze hadden veel optredens en maakten 5 ep's. In 1958 wonnen ze de eerste prijs op het concours van de Nederlandse Jazz Federatie in het Kurhaus in Scheveningen. Toch speelde de oude controverse tussen de New Orleans stijl en de New York stijl weer op; een controverse die eigenlijk onzin was. Classic jazz muzikanten, ook Frits Hotz, speelden in verschillende orkesten en dat had niets met zwart of blank te maken. Het ging om de muziekstijl, binnen de classic jazz, die je het liefst speelde. IJzerdraad had moeite met het streven van Hotz en Roty om meer in de New York stijl te gaan spelen en vertrok.  Roty werd bandleider en maakte samen met Frits de nieuwe arrangementen. Publicist Herman Openneer schreef daarover: 'Het is het beste dat Frits ooit heeft gedaan. Hij was er echt op zijn plaats, volledig in zijn element. Niet als de Nederlandse Miff Mole, maar met zijn eigen unieke geluid.' Toch was er ook kritiek. Sommige arrangementen, met typische modernismen van de blanke New York stijl en zelfs met hier en daar wat tri-tonaliteit, klonken erg bestudeerd. Frits vond dat het precies zo moest klinken, zoals in de twintiger jaren. Dat ging ten koste van spontaniteit. Het publiek reageerde minder enthousiast. Het was meer muziek voor muzikanten dan voor het publiek.

      vlnr Wim de Vries, Hans IJzerdraat, Cees Dollè,Ftits Hotz

      Eind 1959 viel de NO7 uit elkaar. De leden van de band gingen of studeren of vonden een baan. Frits viel hier en daar in en schreef recensies in jazzbladen. Jazz raakte uit de mode, de rock en roll deed zijn intrede. Frits kreeg meer last van zijn long- en oogkwalen, die langzaam verergerden. Hij  zag er bovendien tegenop om nummers als Marina of het eeuwige When the Saints te moeten spelen en begon  noodgedwongen uit te kijken naar een baan buiten de muziek. Uitgerekend Hans IJzerdraat, de vroegere leider van de NO7, kwam met een oplossing. IJzerdraat had een neus voor goede muzikanten en had een nieuwe band samengsteld: The Western Jazz Group. Hij vroeg Frits op trombone. Die hapte meteen toe. Een vast contract en prima musici, waaronder een jonge veel belovende pianist:  Wim de Vries. Frits en de Vries konden het goed met elkaar vinden en schreven de arrangementen. IJzerdraat, een stugge, rechtlijnige vrijgezel, leidde de band met strenge hand. Zijn presentatie op het podium was 'zo droog als een oud gordijn'. De band nam twee singles op. In maart 1961 werd een ep opgenomen. Aanvankelijk reisde de band in het busje van IJzerdraat, waarin niet gerookt of gedronken mocht worden, door heel Nederland. De band was redelijk succesvol maar ook The Western Jazz Group ondervond de teloorgang van de oude stijl jazz. De popmuziek kwam op met de Blue Diamonds (Ramona) Peter en zijn Rockets (Kom van dat dak af) en Elvis Presley (It's now or never). In 1961 kwam er een einde aan The Group. Men ergerde zich  zo langzamerhand dood aan de leiding van IJzerdraat. Frits zette er vooral een punt achter, omdat Barbara zwanger was en in de zomer een kind verwachtte. Het betekende het einde van zijn professionele muziekloopbaan.

      Toch gaf hij de muziek niet helemaal op. In 1963 kwam hij in contact met twee leden van de Jazz Pilgrims, een amateur oude stijl orkest, dat iedere zaterdagavond speelde in caf'e-restaurant De Groote Vink op de grens van Leiden en Voorschoten. Zij vroegen hem om mee te spelen op trombone. Het waren zorgenloze optredens voor Frits. Er werd niet teveel van hem geëist. Het publiek kwam om te dansen en niet naar stijlzuivere soli en collectieven te luisteren. Hotz besteedde veel aandacht aan zijn instrument, een Conn met een kleine beker en smalle boring. Op zaterdagmiddag oefende hij zijn embouchure en werd de trombone speelklaar gemaakt. Vlak voor het optreden werd het instrument nog even goed ingeblazen. Zijn vroegere ambitie om oud-blank classic jazz te spelen had hij laten varen. De andere jongens in de band wisten nauwelijks wat dat was. Er werd lekkere dansmuziek gespeeld, zonder pretenties. Hij nam soms zijn  muzikale zoon Jeroen, die toen 12 jaar was, mee naar de Groote Vink. Jeroen vond het geweldig om zijn vader trombone te horen spelen. 

      In 1973  besloot hij definitief te stoppen met muziek maken. Spelen met de Pilgrims was leuk, maar hij vond dat een man van boven de vijftig niet meer op het podium moest gaan staan. Hij wilde geen grijsaard worden die geroutineerd dixieland evergreens stond te spelen. Stoppen met muziek was bovendien nodig om zich volledig te kunnen wijden aan de litereatuur. Hij was al langer begonnen met het schrijven van verhalen die werden gepubliceerd in het literaire tijdschrift Maatstaf. In 1975 sloot hij een contract met de Arbeiderspers. In 1976 debuteerde hij met Dood Weermiddel en andere verhalen. Er volgden meerdere verhalenbundels. In 1986 schreef hij de eerder genoemde Paul Whiteman bijlage voor Vrij Nedereland.   In 1994 kreeg hij weer contact met Wim de Vries van The Western Jazz Group die een documentaire over hem wilde maken met Cherry Duyns als interviewer. Het plan ging helaas niet door, omdat Frits op dat moment een oogbehandeling moest ondergaan. Na de toekenning van de P.C. Hooftprijs in 1997 ging het bergafwaarts met zijn gezondheid en in 1998 ging het verschrikkelijk mis. De apotheek van het Academisch Ziekenhuis in Leiden verwisselde twee flesjes oogdruppels. De verkeerde druppels veroorzaakten een vlammende pijn. Frits werd zo goed als blind. Zijn toestand verslechtigde snel. Hij bleef in bed en luisterde dag en nacht  naar de muziek van Paul Whiteman. Hij at en dronk nauwelijks meer. In 1999 werd hij opgenomen in het Diaconessenhuis in Leiden. Op pakjesavond 5 december 2000 kwam er een einde aan het leven van Frits Hotz, de unieke trombonist/auteur. In het NOS Journaal van 6 december werd zijn overlijden door Philip Freriks aan Nederland bekend gemaakt. Tijdens zijn crematie werd Wistful and Blue van het orkest van Paul Whiteman gedraaid. 

      Bronnen:

      Geluk kun je alleen schilderen. F.B. Hotz-Het leven  Aleid Truijens.                                                              Wikipedia, Platenhoezen RCA-Dureco.

      Discografie:

      The New Orleans Seven RCA o.l.v. Hans IJzerdraat

      Volume 1 - After you`ve gone, Kansas City Stomp, Charleston, Mississipi Mud                                            Volume 2- Original Slow Drag, Stomp Miss Hannah, Too Bad, Clap Hands Here comes Charlie                  Vojume 3- Riverboat Shuffle, Take Your Tommorrow, St. James Infirmary, Everybody Loves my Baby.       

      The New Orleans Seven CID-Dureco  o.l.v. Hans Roty                 

      Volume 1- Hart Hearted Hannah, 't Aint so Honey,'t aint so, Davenport Blues,Suger Foot Strut.                    Volume 2- Alabama Stomp, I'm gonna meet my sweetie now,What kind of a man is you,You took        advantage of me.

      The New Orleans Seven Dureco Dixieland Down LP selectie van 12 nummers uit bovenstaande EP's           

      The Western Jazz Group o.l.v. Hans IJzerdraat

      The Western Walk-Who's sorry now - Omega   single                                                                                      The Squirrel-Nobody's Sweetheart    - Omega   single

      Imperial EP

      Yearning, Shine, Show me the way to go home,When you and I were young Maggie                                                                                                   

      zondag 2 januari 2022

      DE AMSTERDAMSE SCHOOL


      Classic jazz speelde in Amsterdam, althans zo lijkt het, in de zestiger en zeventiger jaren een bescheiden rol. In Den Haag werd de toon gezet door de Haagse jazzclub, orkesten als de Dutch Swing College, de Down Town Jazz Band, de Dixieland Pipers en musici als Peter Schilperoort, Jan Morks, Dim Kesber en Roefi Huetink. Haarlem kende ook een oude stijl jazzclub en een festival. Aan Amsterdam ging dit grotendeels voorbij. Een oude stijl jazzfestival, zoals in Breda, is er nooit geweest. Viel er dan helemaal geen oude stijl  jazz te beluisteren ? Toch wel, maar je moest er naar zoeken. The New Orleans Seven speelde in de studentensociëteit H88 en in Lanx met o.a. Hans Roty op cornet, Gilles Mondeel op trombone, Anton Schwirtz op slagwerk en Peter Dortmund op bassax, muzikanten, die op zondagavond ook te horen waren in de Blokhut, een zaaltje aan de Hoogte Kadijk, dat doordeweeks verhuurd werd aan de Amsterdamse politie die er bokstrainingen organiseerde voor haar personeel. In de Blokhut zwaaide tante Ali de scepter, bijgestaan door slagwerker Herman Openneer die rondging met een schoteltje om 50 cent op te halen voor de zaalhuur. De Blokhut speelde vijftien jaar lang een prominente rol in het Amsterdamse oude stijl wereldje. Klinkende namen als cornettisten Etienne Francois en Hans Roty, saxofonisten Ray Gruetters en Hans Hoff, banjoïsten Dick Turksma en Ed Nieuwenhuizen , de tubaïsten Hans Ijzerdraad, Pieter Klop en Paul Habraken, banjoist/trombonist Fred Smidt, klarinettisten Pim Gras, Henk Rapange, Frits Müller en pianist Raymond Spruyt gaven beginners de kans om op het Blokhut podium een gelegenheidscombinatie te vormen en zo ervaring op te doen. Bestaande bands, zoals de Bixieland Stompers met Andor Lucaks en de Jazz- O -Matic Four met Ronald Jansen Heijtmajer en Hein Denekamp traden er ook op. De stijl in Amsterdam verschilde van de Haagse. Menig Amsterdamse muzikant had affiniteit met de geavanceerde New York stroming, terwijl de meeste Hagenezen meer in de richting van de traditionele New Orleans stijl bleven gaan. Dat ging zover dat het leidde tot een schisma binnen de Amsterdamse topband The New Orleans Seven. Leider Hans IJzerdraad ging verder met The Western Jazz Group, terwijl Hans Roty doorging met The Seven en de 'blanke' afslag nam naar New York met nummers als You Took Advantage of Me en What Kind of Men Are You. Merkwaardig genoeg bleef hij de band ThNew Orleans Seven noemen, The New York Seven was logischer geweest. Hoogtepunten in het bestaan van de Blokhut waren het optreden van zangeres Eva Taylor in 1967 en dat van trombonist Bill Rank in 1968 en 1969. Begin jaren zeventig werd het pand verkocht, omdat er nieuwbouw zou plaatsvinden;  tante Ali nam afscheid.

      De sluiting van de Blokhut had meerdere initiatieven tot gevolg. Er werden drie nieuwe jazzbands samengesteld: De Dixie Damslapers (Amsterdamser kon het niet) de Animal Crackers en The Joseph Lam Jazzband.Tevens werd er met steun van de Heineken brouwerij een nieuwe jazzclub geopend, de Joseph Lam Jazzclub, eerst op de Laagte Kadijk en twee jaar later in de Van Diemenstraat. De club was een initiatief van Blokhutgangers Ray Gruetters en Hans Hoff. Ze waren van mening dat na de sluiting van de Blokhut er weer zo snel mogelijk een traditioneel jazzpodium moest komen voor zowel muziek- als dansliefhebbers. Het werd een groot succes. De club, met een capaciteit van 400 bezoekers, was het hele jaar door de week open en te huur voor feesten en partijen. Op vrijdagavond trad het huisorkest The Joseph Lam Jazzband, onder leiding van trompettist Dick Spieker De opening viel samen met de oprichting van de Amsterdamse Jazzclub. Op zaterdagavond werden binnen-en buitenlandse jazzbands gecontracteerd, zoals het Franse toporkest Charquet en uit Nederland Andors Jazzband. Op zondagavond waren er jamsessions, net als in de Blokhut.

      In de Korte Leidse Dwarstraat was de Bamboo Bar van Hans Gruyters actief. Gruyters, een D66 politicus en jazzliefhebber, contracteerde de pas opgerichte Animal Crackers voor zijn bar in Amsterdam. De band bestond uit Etienne Francois-cornet, Reginald Gruetters-altsax (later Herman Bruggink -klarinet) Dick Turksma-banjo, Herman Openneer-wasbord en Gijs Horstink-tuba. De Animal Crackers, de band zonder stekkers, werd zeer populair, omdat ze oude stijl jazz speelden met zoveel humor dat ze de leukste jazzband van Nederland werden genoemd. Amerikaans repertoire werd voorzien van eigen gemaakte humoristische Nederlandse teksten. Ze traden op in originele Amerikaanse vintage kleding. Hun grappen waren onnavolgbaar tot groot plezier van een enthousiast publiek, dat zo op speciale wijze kennis maakte met oude stijl jazz.Veel is nog te vinden op vinyl en op Youtube (Tante To heeft radio, Ruitenheer, De Teddy Hop) Een unieke Amsterdamse band !

      Een ander bijzonder initiatief  kwam van Frithjof Sterrenburg, een Amsterdamse trompettist/ saxofonist die in The Western Jazz Group van tubaist Hans IJzerdraad speelde en ook regelmatig in de Blokhut te horen was. Hij richtte in de tweede helft van de jaren zestig een eigen orkest op bestaande uit acht ervaren Amsterdamse classic jazz muzikanten: Charley's Novelty Orchestra The Crwths. Ze speelden een selectie uit het repertoire van Amerikaanse twintiger jaren bands, opnieuw professioneel gearrangeerd door Sterrenburg. Doordat verschillende orkestleden meerdere instrumenten bespeelden, leverde dat een groot aantal variaties in de arrangementen op. Wistful And Blue, een hit van het orkest van Paul Whiteman, kon bijvoorbeeld met drie trombones worden gespeeld. Het succes was zo groot dat besloten werd een eigen jazzclub op te richten. Maandelijks werden er concerten gegeven in de prachtige Zuilenzaal van Felix Meritis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Het club lidmaatschap kostte 3 gulden per jaar voor twee personen. De toegang was f 1,50 en de consumpties een gulden. Het Parool en Vrij Nederland schreven lovende recencies, waardoor het aantal bezoekers flink toenam. In 1967 nam de band een EP op. Trombonist Massimo Götz was een grote bewonderaar van de Amerikaanse trombonist Bill Rank, die deel had uitgemaakt van het orkesten  van Jean Goldkette, Paul Whiteman en Bix and the Gang. Massimo stuurde hem een testkopie van de EP op en ontving het volgende commentaar: 'Your band sounds very good and the solos of trumpet, clarinet and piano are excellent. The style of the arrangments is very much like our original records, your arranger did a very good job' Dit contact leidde in 1967 tot een bezoek van Rank aan Amsterdam. Zijn eerste optreden was op zaterdag 13 juli 1968 in Charley's Club. In de Zuilenzaal werd een opname gemaakt van That's my Weakness Now die later is uitgezonden door Pim Gras in zijn radioprogramma 'Jazz uit het Historisch Archief'. Bill nam de eerste solo en speelde de sterren van de hemel. In de zomer van 1969 keerde Rank terug in Amsterdam en speelde opnieuw voor 250 bezoekers in Charley's Club. Op Youtube is een filmpje te vinden over deze bezoeken aan Amsterdam onder de titel Bill Rank in Nederland. Zeer de moeite waard!

      Charley's Club hield in de zeventiger jaren op te bestaan. Geleidelijke sloten ook de andere jazzclubs in Amsterdam. De popmuziek kwam op, het publiek vergrijsde en classic jazz werd een 'special interest ' muziekje voor een steeds kleiner wordende doelgroep. Amsterdam kent vandaag de dag geen dergelijke jazzclub meer, in tegenstelling tot Den Haag. Jammer, want de hoofdstad had eerder bewezen een partij mee te kunnen blazen. Soms werd er gefluisterd dat een clubrevival met zulke mooie, vrolijke muziek toch mogelijk zou moeten zijn in bijvoorbeeld gelegenheden als Café Amsterdam, Wildschut  of Witteveen. Wie durft?