zondag 29 december 2019

De top

Op 8 mei 1905 werd Ernest geboren als zoon van E.W. Nichols, die muziekdocent was aan de Weber State University in Ogden, vlak bij Salt Lake City. Ernest Loring Nichols, bijgenaamd Red - vanwege zijn rode haar - kreeg al heel vroeg muziekles van zijn vader. Op twaalfjarige leeftijd maakte hij als kornettist deel uit van de brassband van zijn vader en leerde zo heel goed muziek lezen. In 1920 werd hij ingeschreven aan de Culver Military Academy, maar ze stuurden hem na twee jaar weg vanwege het regelmatig overtreden van het rookverbod. Hij besloot alsnog beroepsmuzikant te worden in plaats van beroepsmilitair. Zijn eerste grammofoonplaat nam hij op in 1922 met de Syncopating Five en eind 1924 (hij was net 19 jaar) bestond er geen twijfel meer over zijn capaciteiten. Zijn carrière raakte in een stroomversnelling, hij groeide uit tot de meest gevraagde kornettist in New York. Zijn toonvorming was sterk en glashelder en zijn kwikzilverachtige stijl was zeker geen kopie die van Bix  Beiderbecke, zoals wel is gesuggereerd. Als hij Louis Armstrong in de kleedkamer van de theaters tegenkwam, wisselden ze informatie uit over vingerzettingen op de ventielen van hun instrument en dat leidde tot aparte notenkeuze in de solo's. Red en Armstrong beseften allebei dat ze een nieuwe muziek maakten, niet voor zichzelf, maar voornamelijk om het publiek te vermaken. Daarbij vonden ze de juiste balans tussen de artistieke en de commerciële kant van een nieuwe kunstvorm: de jazzmuziek!
Red bouwde een flink netwerk op met Broadwayproducers, platenbazen en bandleiders. Iedereen wilde hem hebben en dat legde hem geen windeieren. Orkestleiders als Sam Lanin, Ed Kirkeby, Ross Gorman, Don Voorhees, Vincent Lopez en Paul Whiteman boden hem korte, maar zeer lucratieve contracten aan. Ook als bandleider van the Arkansas Travelers, the Red Heads, the Louisiana Rhythm Kings en de Charleston Chasers oogstte hij veel succes.
Hij kreeg de meeste bekendheid met zijn Five Pennies. Topmuzikanten als Miff Mole, Jimmy Dorsey, Arthur Schutt, Eddy Lang en Vic Burton maakten deel uit van de bezetting. Ze speelden jazz, die bekend zou worden als de New York Stijl, hot vanwege het stuwende ritme, de verrassende intervallen en de uitgekiende arrangementen, cool vanwege de beheerste techniek en de intellectuele avantgardistische benadering. Het was een muziekstijl die vandaag de dag nog steeds verbazing wekt door vindingrijkheid en technische virtuositeit. Het werd de basis voor wat later moderne jazz zou worden genoemd.
Tussen 1926 en 1932 maakten de Five Pennies veel plaatopnamen met in 1927 de hit: Ida, sweet as apple cider. De bandbezettingen bleven niet beperkt tot 6 muzikanten, Red maakte handig gebruik  van zijn netwerk door,veelal met dezelfde muzikanten, onder meerdere bandnamen met verschillende platenmaatschappijen opnamen te maken. Door zijn strakke aanpak was hij onder muzikanten niet de meest populaire werkgever, maar wel de meest betrouwbare. Na de economische crisis in 1930 bleef hij populair als sessiemuzikant en organisator.
Red trouwde in New York met de revuedanseres Willa Stutsman en ging het toen wat kalmer aan doen. Het echtpaar kreeg een dochter die op jeugdige leeftijd polio opliep. Red besloot het muziek maken vaarwel te zeggen om bij zijn gezin te kunnen zijn. Ze verhuisden naar Californië. Red werkte van 1942 tot 1944, na een opleiding als lasser, op een scheepswerf in Los Angeles. De dochter herstelde en eind 1944 maakte Red zijn comeback bij het Casa Loma Orchestra om daarna een nieuwe versie van de Five Pennies op te richten. Dit orkest werd in de vijftiger jaren een van de betere Dixieland bands in Amerika. Nichols werd in 1959 onverwacht een nationale beroemdheid, Hollywood ontdekte zijn levensverhaal en maakte daar een film van: The Five Pennies (vier Oscar nominaties) met Danny Kaye in de rol van Red, die zelf de trompetpartijen inspeelde. Zijn oude muziekvriend Louis Armstrong was ook van de partij! Nichols genoot de laatst vijf jaar van zijn leven opnieuw van muziek maken. In 1965 overleed hij in Las Vegas aan een hartaanval, 60 jaar oud.

Over de top gesproken: in november 2019 vond in Engeland weer de International Jazz Party plaats in Whitley Bay. Op dit festival traden bands op die speciaal zijn samengesteld om live jazz te spelen, zoals het vroeger geklonken moet hebben. In 2018 traden Mike Davis en zijn Red Nichols Orchestra op.
Mike is een kornettist uit New York die zich heeft gespecialiseerd in de New York Stijl en hoe!
Luister via YouTube onder andere naar Corn Fed, Hurricane en Buddy's Habits en ontdek dat Red Nichols live zo geklonken moet hebben en.... er ook zo ongeveer moet hebben uitgezien!
Dit jaar haalde Mike weer een geweldig niveau met zijn Goofus Five band en nummers als Poor Papa en Ain't that a Grand and Glorius Feeling.....Dat gevoel is zeker aanwezig als je vandaag de dag deze muziek op video kunt zien en horen als eerbetoon aan een onvergetelijke muzikant: Red Nichols.
Geniet!

Bronnen:

Scott Yanow: Classic Jazz 1895-1933
R.M. Sudhalter; Lost Chords 1915-1945
Grady Johnson: The Five Pennies 1959
Youtube: The International Jazz Party: 2018-2019

donderdag 14 november 2019

De jonge Bing


Als je de carrières van de vocalisten in de classic jazz bekijkt dan blijken die vaak ondergeschikt te zijn aan die van de instrumentalisten. De rol van vocalisten was beperkt en in de beginjaren van de jazz zongen ze met hun vaak klassieke opleiding verre van 'jazzy'. Er was één uitzondering: Bing Crosby, geboren op 3 mei 1903 als Harry Lilles Crosby in Tacoma Washington en vierde kind uit een familie met zeven kinderen. Hij kreeg wat zanglessen van zijn moeder, maar stopte daarmee toen hij in 1917 bij een optreden was van Al Jolson. Bing draaide al diens platen en kreeg op die manier de smaak te pakken. Via een postorderbedrijf (niets nieuws onder de zon) kreeg hij van zijn ouders een drumstel en werd hij opgenomen in de schoolband als drummer/vocalist in zijn woonplaats Spokane.
In 1921, tijdens zijn rechtenstudie maakte hij kennis met Miles Rinker, die hem in zijn band, de Musicaladers, opnam. In die tijd gebruikten veel bands vaste arrangementen die als bladmuziek in muziekwinkels te koop waren. De Musicaladers deden dat niet. Zij speelden daardoor veel vrijer, improviseerden en werden met hun popmuziek van die tijd zo populair dat ze drie keer per week optraden. Bing hing zijn net begonnen loopbaan als advocaat aan de wilgen. Hij ontmoette Al Rinker, de broer van Miles en diens zus Mildred. Zij ging haar geluk in Los Angeles als zangeres beproeven en haalde Bing en Al in 1925 over om daar ook daarnaartoe te komen. Er was geld te verdienen. Ze reden in een oude T-Ford naar de Westkust. Al Rinker begeleidde Bing als vocalist op de piano bij hun optreden in cafés en restaurants. Mildred, inmiddels Mildred Baily, maakte furore als zangeres. Het duo maakte gebruik van haar contacten om optredens te boeken. Bing zong, speelde kazoo en floot op zijn vingers. Op het repertoire stonden al nummers als San, China Boy en Copenhagen. Het ging zo goed, dat ze werden uitgenodigd voor een optreden in het Metropolitan Theatre in Los Angeles.

De manager van het Paul Whiteman orkest, Jimmy Gillespie, zat in de zaal en op zijn aanbeveling nodigde de King of Jazz, Paul Whiteman, het duo uit voor een auditie. Ze werden gecontracteerd en zouden voor het eerst gaan optreden met het orkest van Whiteman in Chicago in december 1926. Onderweg naar die stad maakten ze een tussenstop in hun geboortestad Spokane voor een concert. Ze verdienden 400 dollar, in die tijd een flink bedrag, dat helaas uit hun kleedkamer werd gestolen. Whiteman had inmiddels een derde vocalist ingehuurd: Harry Barris. Hij werd toegevoegd aan het duo Crosby/Rinker en de Rhythm Boys waren geboren! Het nieuwe hot vocal trio was meteen een doorslaand succes. Er was echter één probleem. Gedurende de show van de Whiteman band hadden ze een beperkte inbreng. Lang niet alle nummers werden gezongen.  Whiteman wilde ze gedurende de show op het podium houden en gaf ze een gitaar en een viool. Daarmee namen ze plaats in de viool- en ritmesectie van de band en deden ze alsof ze meespeelden. Dat veroorzaakte nu en dan een storend geluid voor de andere musici. Het probleem werd opgelost door de instrumenten van rubberen snaren te voorzien. Een tegenvaller waren de concerten in New York. Het publiek in die stad  had weinig op met de Rhythm Boys en vond het een hinderlijke onderbreking van de orkestmuziek. Het theater management besloot het trio dan maar in te zetten als assistent-toneelmeesters.
Pas toen zij nummers uit de musical Showboat (Make Believe en Ol'Man River) op het repertoire zette, oogstten ze succes.

In New York logeerden de orkestleden in het Belvedère Hotel. Bings kamergenoot was Bix Beiderbecke, een van de topsolisten van de Whiteman band. Hij was een uitzonderlijk talent met een superieur muzikaal oor en een unieke stijlopvatting. Bing vond hem op piano nog beter dan op cornet. Bix was een serieuze bewonderaar van moderne Amerikaanse componisten, zoals Eastwood Lane, Cyril Scott en Edward Macdowell. Met saxofonist Fud Livingston, banjoïst Howdy Quicksell, saxofonist Jimmy Dorsey waren er lange gesprekken over muziek. Bix dronk daarbij behoorlijk, maar Bing noemde hem geen alcoholist; er waren dagen dat hij totaal geen alcohol gebruikte. Hij klaagde over zijn gezondheid en een zere lip, maar kreeg de pest in als daarnaar geïnformeerd werd. Bix sliep slecht en was zo rusteloos dat hij middenin de nacht met Bing van bed wilde ruilen. De laatste jaren sierde een borstelige snor zijn gezicht. Die wilde hij absoluut niet afscheren, omdat dit zijn lip zou kunnen verzwakken. De cornet was altijd bij de hand, in de koffer of in een papieren zak. Na optredens met de Whiteman band jamde hij met iedereen die hem daarvoor uitnodigde. Zijn gebrek aan slaap en zijn geestelijke uitputting braken hem uiteindelijk op; hij overleed op 28-jarige leeftijd.

Een andere topmuzikant was Eddie Lang, de gitarist van de Whiteman band. Eddie was van Italiaanse afkomst, had geen enkele opleiding gehad en las niet van bladmuziek, maar als hij één keer een arrangement speelde, vergat hij het nooit meer. Eddie werd Bings vaste begeleider. Hij had voortdurend last van keelpijn. Dat had zo'n effect op zijn functioneren dat Bing hem sterk aanraadde om een dokter te raadplegen. Van dat advies heeft Bing zijn hele leven spijt gehad. De dokter besloot om Eddie's amandelen te knippen. Hij kreeg een verdoving, maar werd niet meer wakker. Hij werd slechts 30 jaar.
Er waren diepte- en hoogtepunten voor Bing tijdens zijn verbintenis met Whiteman. Dieptepunten waren het verlies van Bix en Eddie. De hoogtepunten waren de oprichting van de Rhythm Boys met Harry Barris en de plaatopname van Mississippi Mud, een compositie van Barris. Een ander hoogtepunt was de opname van Whistful en Blue met de Whiteman band. Met die opname, in een arrangement van violist Matty Malneck, introduceerde Bing een nieuwe stijl van zingen.

Aan het succes van de Rhythm Boys kwam een eind. Ze werden gemakzuchtig en studeerden nauwelijks nog nieuwe nummers in. Ze bezochten nachtclubs, zoals de Cotton Club van Duke Ellington, speelden te veel golf, misten treinen, raakten hun bagage kwijt en kwamen te laat voor optredens. Ze werden komedianten die flauwe grappen maakten, terwijl het publiek ze wilden horen zingen zoals op hun grammofoonplaten.
Whiteman zag het met lede ogen aan. Er dreigde ontslag. Toen kwam er in 1930 een uitnodiging om een film te gaan maken: The King of Jazz.  Dat onderbrak de routineuze optredens. Ze gingen met de trein naar Hollywood en werden ondergebracht in het hotel van de Universal Studios. Het script voor de film bleek nog niet klaar. Ze moesten wachten en kochten auto's om de tijd te doden. Na een maand keerden ze terug naar New York. Ondertussen werd het script met vereende krachten afgemaakt, dus gingen ze uiteindelijk allemaal weer terug naar Hollywood. Bing bracht daar met zijn auto en een slok op een vriendin terug naar haar hotel en veroorzaakte een aanrijding. Hij kreeg 60 dagen gevangenisstraf. Zijn optreden in de film met Song of the Daw verviel hierdoor en John Boles nam de rol over. Bleef over zijn geplande vertolking van A Bench in the Park. Daar was zo snel geen vervanger voor te vinden. De studio greep in; Bing mocht een paar dagen naar de filmset onder begeleiding van een politieagent. Die man had de tijd van zijn leven! De scene werd opgenomen en Bing zat daarna zijn straf verder uit. Na voltooiing van de film ging de Whiteman band op tournee langs de Westkust. In Portland kreeg Bing een aanvaring met Paul. Er kwam een zwarthandelaar naar het theater die beweerde dat Bing hem geld schuldig was. Bing ontkende dat. Paul wilde geen toestanden en betaalde de handelaar tegen Bings zin. Whiteman was woedend: eerst dat gedoe in Hollywood en nu dit weer. Bing werd na het optreden in Seattle ontslagen en daarmee eindigde het optreden van de Rhythm Boys met het orkest van Paul Whiteman. Ze kregen daarop een baan bij het orkest van Gus Arnheim in de Coconut Grove in Los Angeles. Daar ontmoette Bing de danseres Dixie Lee, waarmee hij zou trouwen en vier kinderen kreeg, waaronder een tweeling. Niet veel later kreeg hij een contract voor een aantal films onder regie van Max Sennett. Dat betekende het definitieve einde van de Rhythm Boys en het begin van Bings filmloopbaan. Over zingen zei hij dat hij had geleerd niet naar zijn eigen stem te luisteren; dat moest het publiek doen. Een liedje moest niet plichtmatig afgeleverd worden. De woorden zijn belangrijk en moeten oprecht en met gevoel worden overgebracht, passend bij het beeld en de stemming die het liedje oproept. Bing werd de populairste radiovocalist van Amerika. Zijn warme baritonstem was welkom in iedere Amerikaanse huiskamer. Zijn grammofoonplaatsuccessen zijn niet te tellen. Ook als filmster werd hij zeer succesvol. Hard gewerkt? Offers gebracht? Welnee, hij heeft gewoon gedaan wat hij leuk vond en daarbij veel geluk gehad! Bing overleed op 14 oktober 1977 in Madrid aan een hartstilstand tijdens een partijtje golf, zijn lievelingssport!

Bronnen:
-Bing Crosby. Biography by John Bush
-Paul Whiteman, Pioneer in American Music, Don Rayno
-Timeless CD, The Histrical Bing Crosby, Brian Rust
-Call me Lucky, Bing Crosby.

donderdag 3 oktober 2019

Een vroege dood

Als je de biografieën van topmuzikanten uit de classic jazz naleest valt het op hoe kort sommige carrières zijn geweest. Jong talent werd gegrepen door jazz, de popmuziek van hun tijd. Velen besloten om muzikant te worden. Met een instrument dat in ieder geval werd gebruikt in een jazzband. De klassieke line-up was trompet/cornet, saxofoon/klarinet en trombone in de blazers sectie en banjo/gitaar, tuba/bas, piano en slagwerk in de ritme sectie. De blazers werden in de loop der tijd verdubbeld, waardoor partijen meerstemmig konden worden uitgeschreven. Jazz musici moesten, naast goed kunnen improviseren, foutloos muziek kunnen lezen. Een uitdagende combinatie!
Het ontstaan van jazzmuziek (dansbare muziek met een thema, improvisatie en een stuwend ritme) was een reactie op een sombere, donkere tijd na een wereldoorlog 1914-1918 die zijn weerga niet kende. Marsmuziek, plantage deuntjes, blues en gospels (om een paar stijlen te noemen) werden als een pittig eenpansgerecht bij elkaar gegooid. De jazz was geboren.
 De jeugd vond het prachtig. Er werd volop gedanst, gegeten en gedronken. Nieuwe cafés, restaurants en danszalen schoten als paddenstoelen uit de grond en de pas gevormde jazzbands kregen meteen veel werk ! Professioneel werk, waarmee je veel geld kon verdienen. Sommige musici bij het orkest van Paul Whiteman verdienden 350 dollar per week. Ter vergelijking: In 1924 kostte een T-Ford  290 dollar.
Veel bands maakten per trein tournees door heel Amerika. De Original Dixieland Jazzband reisde per schip in 1919 al naar Engeland en speelde met veel succes in Londen De eerste 78-toeren grammofoonplaten kwamen uit. His Masters Voice bouwde mobiele platenspelers (leuk voor tuin-en strandfeestjes) en de net uitgevonden radio draaide jazzplaten en organiseerde programma's met live jazzbands in de studio's. Het was hard werken voor de heren musici. Om 10.00 uur 's morgens repeteren en plaatopnamen maken, 's middags matinee uitzendingen voor de radio, en 's avonds optreden, soms twee keer per avond in clubs, restaurants en danszalen. Een muzikant in een jazzband was nooit thuis en had geen familieleven. Het technische niveau van de individuele musici werd uitzonderlijk hoog door het vele optreden, zeker in vergelijking met het vaak amateuristische niveau van heden ten dage. Te weinig slaap en teveel sterke drank (gedurende de drooglegging zat er wodka in de sinasappelsap) waren echter een aanslag op hun gezondheid.
Op jonge leeftijd was het muziek maken begonnen, op jonge leeftijd kon het afgelopen zijn.
 Een overzicht van een aantal kopstukken, geboren rond 1900, levert een ontluisterend beeld op:

Bix Beiderbecke, die behoort tot de beste Amerikaanse cornettisten, wordt geboren in 1903 en overlijdt in 1931, slechts 28 jaar oud. Volkomen aan de drank komt hij alleen in een hotelkamer om het leven door een dilerium tremens, gecombineerd met een longontsteking. Hulp komt te laat.
Don Murray, ook een zware drinker en klarinettist in de band van Bix loopt tegen een auto aan en wordt opgenomen in een ziekenhuis  Tegen het advies van de arts in blijft hij stevig drinken en overlijdt vijf dagen later, net voor zijn 25-ste verjaardag.
Min Leibrook, sousafonist in de Wolverines, de eerste band van Bix, wordt slechts 40 jaar. Sterling Bose en Chelsea Quealy, beiden cornettisten in de stijl van Bix worden respectievelijk slechts 52 en 45 jaar. Sterling wordt ongeneeslijk ziek en pleegt zelfmoord, Chelsea overlijdt aan hartfalen. Luister naar Sterlings prachtige cornet begeleidingspartij achter de vocal van zangeres Greta Woodson in Just Imagine, een opname van het orkest van Jean Goldkette.
George Gerswin, begenadigd pianist/componist overlijdt op 38-jarige leeftijd aan een hersentumor. Johnny Dodds, (1892-1940) klarinettist in het orkest van King Oliver overlijdt aan een hartaanval. King Oliver zelf wordt slechts 43 jaar. Zijn trombonist Honoré Dutrey haalt dat niet eens en wordt 40 jaar.
Jimmy en Tommy Dorsey, fantastische muzikanten in de absolute top van de jazz, runnen samen een orkest: The Dorsey Brothers Orchestra. Luister naar hun opname van The Spell of the Blues !
Dat duurt tot 1935. Dan krijgen ze ruzie, midden in een optreden over het tempo van een nummer dat ze gaan spelen.Tommy loopt woest het podium af. De band houdt ter plekke op te bestaan. Ze vormen ieder hun eigen band en overlijden vlak na elkaar, Tommy op 51 en Jimmy op 53-jarige leeftijd.
Meester gitarist Eddie Lang sterft op 30-jarige leeftijd ten gevolge van een operatie aan zijn amandelen. Bessie Smith overlijdt op 43-jarige leeftijd als gevolg van een auto ongeluk. Hulp komt te laat.
Top trombonist Charley Green, 36 jaar, komt na een optreden laat thuis, kan zijn voordeursleutel niet vinden en besluit buiten op de mat te gaan slapen. Helaas voor Charley vriest het die nacht dat het kraakt. Hij overleeft het niet.
De dood van Adrian Rollini,de beste bassaxofonist in de classic jazz, was jarenlang een mysterie. Rollini was eigenaar van een hotel-restaurant in Florida. Hij werd onder het bloed gevonden in zijn parkeergarage. Eerst werd aangenomen dat het om een onderwereld afrekening ging. Later bleek dat het een ongeluk was met een auto. Hij werd opgenomen in een ziekenhuis waar hij overleed. Niet aan zijn verwondingen, maar aan een kwikvergiftiging. Tijdens een kunstmatige voeding, uitwendig uitgevoerd direct naar zijn maag, brak een glazen buisje. Het was verzwaard met kwik om het op zijn plaats te houden.
Veel te vroeg overleden de top trombonisten Jack Teagarden (59), jarenlang in Louis Armstrong's All Stars, Tricky Sam Nanton (42), solist bij het Duke Ellington Orchestra en Jimmy Harrison (30) solist bij het Fletcher Henderson Orchestra. Het werd 'lonely at the top' Een specifiek trombonisten probleem? Nee, gelukkig gaan ze tegenwoordig niet allemaal vroeg dood.

Hans Kip (74)

Bronnen:
Scott Yanow- Classic Jazz The musicians & recordings
Interview met Bill Rank Amsterdam.
Leonard Feather- The Encyclopedia of Jazz
Herb Sanford- Tommy and Jimmy Dorsey: The Dorsey Years
R. Sudhalter- Lost Chords





maandag 26 augustus 2019

Boedapest

BOEDAPEST

Voor de val van de muur in 1989 traden we met Andors Jazzband op in Praag en Bratislava, toen nog steden inTsjecho-Slowakije en in de hoofdstad van Hongarije Boedapest. Bandleider Andor Lukacs had daar verschillende contacten o.a. door zijn werk bij Unilever.
De sfeer in Praag was bijzonder. De Tsjechen werden na de Tweede Wereldoorlog bevrijd door de Russen. Alleen er was een groot probleem. De Russen waren nooit meer weggegaan en de bevrijding werd door de Tsjechen ervaren als een bezetting. Overal in Praag hingen rode spandoeken en vlaggen die het communisme als de enige waarheid bestempelden. Jazzmuziek werd als kapitalistische uitwas oogluikend toegestaan. Via internationale radiostations en grammofoonplaten was het te beluisteren. Er was een kleine groep jazzmuzikanten, die vaak in beslotenheid repeteerden en optraden. Met deze mensen had Andor contact. Zij zorgden voor onderdak en vervoer naar onze optredens o.a. in het Praagse conservatorium van Praag, in de radiostudio en op een klein festival in de stad. Het veelal jongere publiek was verrukt. Jazz, live uit het Westen, was voor hen een openbaring !  De optredens waren mogelijk omdat de overheid toch voorzichtig met de tijd mee wilde gaan, maar dan wel met de nodige controle.
In Hongarije gebeurde hetzelfde. Ook ik kwam door mijn werk in Hongarije terecht. Publicis International uit Parijs vroeg me in 1993 in Boedapest een reclame- en marketing bureau te vestigen als uitbreiding van het Europese netwerk voor een periode van drie jaar, wat uiteindelijk zes jaar zou worden. Ik ben direct op zoek gegaan naar classic jazz. Ik vond het in de club van de Benko Dixieland Band, een jazzband, die al in de communistische tijd was opgericht als public relations onderdeel van de communistische partij. Een matig orkest met een matige ritmegroep die van alles deed, behalve swingen. De Dutch Swing College band was, naast Amerikaanse en Britse revival bands, hun voorbeeld.
Dan de Hot Jazzband ! Een band van enthousiaste studenten onder leiding van Tamas Benyei
Ze traden op in een Chinees restaurant op het balkon, boven het publiek. Bandleider Tamas bleek een prima trompettist/banjoïst te zijn met een grote bewondering voor Amerikaanse jazz uit de twintiger jaren. De Hot Five en Hot Seven van Louis Armstrong waren zijn favorieten. Als vocalist leerde hij de Engelse teksten fonetisch uit zijn hoofd. De bandleden spraken nauwelijks Engels. De trombonist was vaak verhinderd, waardoor ik ( ze kenden me van Andors Jazzband) zes jaar lang met veel plezier regelmatig met ze mocht optreden. Het orkest werd tijdens een concert live geïnterviewd door de Hongaarse televisie.  Ik kreeg als eerste een microfoon onder mijn neus gedrukt, die ik snel doorgaf aan een Hongaars bandlid, stamelend dat ik op mijn beurt geen woord Hongaars sprak.

In 1994 kwam er in een hoofdstraat van Boedapest een nieuw café, Beckett's Irish Pub. De inrichting kwam kant en klaar met containers uit Dublin met als prominent onderdeel een ruim podium voor een band. Het management zocht een huisorkest en de opdracht om zo'n band samen te stellen ging naar een Zweedse banjoist/gitarist Ulf Sandberg, net als ik een expat in Boedapest. Hij noemde de band: The Sultans of Swing, de titel van een hit van de Engelse popband  Dire Straits
Met hulp van Tamas kwam er een Zweeds/Hongaars/Nederlandse bandbezetting tot stand. Ik werd gevraagd als  trombonist. De Zweed was gek van Lu Watters Yerba Buena Jazz Band. Die stijl werd ons voorbeeld met Tamas regelmatig op tweede trompet. We speelden iedere week met veel succes in Beckett's.Topnummer: Broken Promises. De Hongaren en leden van de internationale gemeenschap stonden in de rij om binnen te komen.

Op een woensdag kreek ik bezoek van mijn Franse baas uit Parijs, die kwam kijken hoe het bureau in Boedapest er voor stond. Ik haalde hem af van het vliegveld, maar had mij voorgenomen niet over mijn Hongaarse muziek hobby te praten, omdat je nooit weet wat anderen  over zo'n specifieke muziekhobby kunnen denken, laat staan je Vice-President International. Daar dacht mijn team op het bureau heel anders over. Zonder dat ik het wist namen ze hem s'avonds mee naar Beckett's. Vanaf het podium zag ik hem binnenkomen.
Begeleid door twee bureau medewerkers, liep hij naar een gereserveerde tafel, net voorbij het podium waar de Sultans stonden te spelen.  Er gebeurde eerst niks, maar vlak bij de tafel draaide hij zich met een ruk om, keek naar het podium en riep;" Is that you Hans ?", wijzend naar mijn trombone. Hij had een geweldige avond. Later vertelde hij dat zijn dochter heel goed viool studeerde aan het conservatorium in Parijs en dat hij daar geweldig trots op was.

Een jaar later was ik met hetzelfde Franse directielid op bezoek bij de nieuwe Publicis vestiging in Moskou.We waren uitgenodigd voor een balletvoorstelling van het Zwanenmeer in het Bolshoi Theater. De voorstelling begon om 8 uur, maar om eerst dat prachtige theater te bekijken arriveerden we wat vroeger. Er waren nog nauwelijks bezoekers. Na onze stoelen gevonden te hebben, liep ik door naar de orkestbak, waar op de lessenaars de bladmuziek klaar stond. De lampjes boven de lessenaars floepten aan. Tot mijn verbazing kon ik zien dat het openingsstuk het Franse volkslied La Marseillaise was. Dat wetende liep ik terug naar mijn stoel en zei tegen mijn Franse collega dat er ter ere van zijn bezoek aan Moskou een verrassing was geregeld.
Hij keek mij ongelovig aan en wachtte op wat er komen ging. De zaal liep vol, het licht werd gedempt, de orkestleden namen hun plaatsen in. De dirigent ontving een welkoms applaus en tikte af. Machtig klonk de Marseillaise door het Bolshoi Theater. De Fransman viel bijna van zijn stoel. Op hetzelfde moment ging er een spot aan, gericht op de ereloge. De Franse premier Juppeé bleek op staatsbezoek in Moskou te zijn en was die avond te gast in het Bolshoi.

Hoe is het nu ? De Benko Dixieland band bestaat nog. De Hot Jazz Band  heeft een groot aantal CD's gemaakt en Hongaarse volksliedjes in classic jazz stijl in het repertoire opgenomen. Dit tot groot plezier van de Hongaren die, zoals is gebleken, zeer nationalistisch zijn ingesteld.
.De Sultans of Swing zijn naar huis gegaan. Het was mooi geweest.




zaterdag 6 juli 2019

De festivals


Veel steden in Nederland organiseerden al decennia lang, meestal in de zomermaanden, festivals of competities waarbij classic jazzmuziek gedurende een aantal dagen live te horen was in het centrum van een stad. Er bestond in Nederland zelfs een Nationale Dixieland Trofee die door een jury werd uitgereikt aan het beste orkest dat aan zo'n competitie meedeed. Door deelnemende bands werd vooraf stevig gerepeteerd; de muzikanten konden individueel de solistenprijs winnen. Helaas zijn er van dit soort evenementen nog maar weinig over. Wat is er gebeurd?
Breda was jarenlang letterlijk toonaangevend. De stad bezat een flink aantal oude stijl jazzbands en een goed draaiende jazzclub. Het jaarlijkse Breda Oude Stijl Jazz Festival in mei was het hoogtepunt van alle activiteiten. Er trad een selectie van bands uit binnen- en buitenland op. Uit Frankrijk waren dat de bands rondom cornettist Jean Paul Morel, uit de U.S.A. trombonist Dan Barrett. Uit Australië multi-instrumentalist Tom Baker en uit Engeland trombonist Roy Williams en vele anderen. Zelf heb ik de beste herinneringen aan de Night of the Slide. De Pink Elephant Serenaders speelden met 3 trombonisten (Victor Bronsgeest, Leo Sluimers en ik) nummers als 'San', 'My Melancholy Baby' en 'My Blue Heaven'. In een ander jaar hadden we veel succes met een speciale bezetting onder leiding van de Duitse saxofonist Claus Jacobi, waarmee we een Bix Beiderbecke repertoire speelden onder de titel Bix Revisited. Een opname hiervan is te vinden op de festival CD uit 1990. Nieuwsgierig zocht ik het programma van dit jaar op. Wie speelden er op het Breda Festival? Al langer was me opgevallen, dat uit de naam van het festival, de woorden 'oude stijl' waren weggelaten. Uit de programmering bleek waarom: van de 125 deelnemende artiesten/groepen vielen er slechts 23 onder de noemer classic jazz, waarvan 13 looporkesten die veelal bestaan uit veel blazers en een mobiele ritmegroep. Je kunt ze 4 dagen tegenkomen in de straten van Breda. Ook in New Orleans begon het ooit zo, maar dan ter gelegenheid van begrafenissen of Mardi Gras, het Amerikaanse carnaval. De oude stijl heeft zich daarna in Amerika verder ontwikkeld in kwaliteit, muzikaliteit, repertoire- en instrumentbeheersing. Het lijkt er op dat men in Breda (wellicht onder druk van de horeca) eind mei gekozen heeft voor terugkeer naar het carnaval met een bijbehorend evenementenpubliek. Gezelligheid kent geen tijd met bier, leut en goedwillend muzikaal amateurisme. Niks mis mee, maar een mooie classic jazzband moet je in de programmering met een lampje zoeken. Zijn ze in 2019 zo moeilijk te vinden? Ik geloof er niets van. Mocht het wel zo zijn, verander de festival naam dan in Breda Mardi Gras en nodig volgend jaar alleen looporkesten uit!


Dan het North Sea Jazz festival. De organisatie gaat er prat op jazzmuziek te programmeren van vroeger, vandaag en de toekomst. Maar vroeger kunnen we rustig vergeten; van de oorspronkelijke Haagse school (Den Haag was toch in Nederland het centrum van de classic jazz ) is geen spoor meer te bekennen. Er is geen enkele oude stijl jazzband in het programma te vinden. Sterker nog, je vraagt je af waarom ze het nog een jazzfestival noemen. Het is een puur commerciële aangelegenheid, georganiseerd door Mojo Concerts. De naam Jazz is alleen bedoeld om geen totale breuk met de traditie te veroorzaken. Het gros van de bezoekers zal het weinig interesseren of die muziek nou wel of niet zo heet. Ook hier komt evenementenpubliek. Het wil horen, zien en gezien worden. Drie dagen van lekkere, veelsoortige muziek, maar dan wel gespeeld door professionele muzikanten. Voor die formule worden fikse toegangsprijzen betaald. Trots meldt de Volkskrant dat Mahalia (21) uit het Engelse Birmingham, zal optreden op North Sea Jazz en vijf geweldige popliedjes (?) heeft geschreven. Jazz is geen criterium; de vlag dekt al heel lang de lading niet meer.
Je zou mogen verwachten dat North Sea Jazz eens een eerbetoon organiseert aan vroeger, d.w.z. aan classic jazz. Noem het een 'tribute.' Aan bijvoorbeeld The Dorsey Brothers Orchestra. Huur de Big Chris Barber Jazz Band in. Laat ze 'The Spell of the Blues' spelen met de fabelachtige solo van 2e trombonist Bob Hunt. Of de 'Jubilee Stomp' van Duke Ellington.
 Vakwerk! Ik vrees dat het niet gaat gebeuren. Waarom zou je een eerbetoon aan classic jazz organiseren als je die muziek al jaren bent vergeten?

Wat nu? Is er nog een festival dat de classic jazz wel in ere houdt? Jazeker, maar je moet er wel voor naar Engeland. In Whitley Bay bij New Castle vindt ook dit jaar weer van 1 t/m 3 november de International Classic Jazz Party plaats. De organisatie heeft hiervoor een groep van 34 vooraanstaande classic jazzmuzikanten uitgenodigd, waaruit verschillende bands worden samengesteld. Het publiek kan uit meerdere stijlen van classic jazz kiezen. Dit jaar onder andere van: McKinney's Cotton Pickers, The Goofus Five, The Jean Goldkette Orchestra, When Bix meets Louis, en de bands van King Oliver. Als gastorkest treedt op The Vitality Five uit Londen. Het doel is om live te laten horen hoe orkesten uit het verleden hebben geklonken, waarbij de solisten uiteraard op hun eigen manier de solopartijen invullen. Naar dit festival komen liefhebbers uit heel Europa en Amerika die in het hotelcomplex, waar het festival wordt gehouden, kunnen overnachten. Dat publiek is minder talrijk dan in Breda of Rotterdam, veelal wat op leeftijd, maar gelijk gestemd. Er wordt een Young Talent Award uitgereikt om daarmee jonge muzikanten te stimuleren zich verder te ontwikkelen. Dat alles moet in Nederland toch ook kunnen? Mooie locaties, een interessante doelgroep en knowhow, dat is allemaal voldoende aanwezig!

Classic jazzliefhebber, de keuze is aan u. Als u voor Engeland kiest, krijg u waar voor uw geld. Mijn kleindochter Lena, 10 jaar oud, vatte het allemaal kort samen, toen ze live classic jazz hoorde spelen: 'Dat is opa muziek!' zei ze.
Daar moet u het dan wel mee doen!










de festivals

dinsdag 28 mei 2019

De Babe Ruth van de trombone


Eén van de meest aangrijpende verhalen uit de geschiedenis van de classic jazz gaat over trombonist Irving Milfred Mole, geboren op 11 maart 1898. Zijn ouders, William en Elizabeth Mole, waren van oorsprong Engelsen en woonden in Roosevelt op Long Island bij New York. Thuis werd Irving kortweg Miff genoemd. Al heel jong kreeg hij van zijn vader vioolles; pa was van beroep huisschilder en speelde als bijverdienste viool in een orkestje dat stomme films begeleidde en feesten en partijen opluisterde. Miff verving zijn vader regelmatig en leerde zichzelf ondertussen piano spelen. Het was een zeer muzikale jongen, dat was duidelijk. Toen hij trombonisten hoorde in een brassband bij hem in de straat, besloot hij dat de trombone zijn instrument moest worden. Dat leerde hij door de noten eerst op de piano aan te slaan en ze dan op de trombone met de schuif op te zoeken. Zijn ervaring op viool kwam daarbij goed van pas, want de viool moet je op gehoor spelen en de trombone ook. Er zitten immers op de snaren geen merktekens die de noten markeren, net zo min als op de schuif,
Vanaf zijn zestiende jaar nam hij professioneel tromboneles. Hij hoorde en speelde de eerste jazz in cafés en restaurants. Op zijn achttiende werd hij trombonist van The Original Memphis Five, een vijf mans band, naar voorbeeld van de Original Dixieland Jazz Band. Ze kregen een contract in de Harvard Inn, waar Al Capone de uitsmijter was. Tijdens een pauze ontstond er een schietpartij; Miff vond zijn trombone terug met een kogelgat in de beker.


Miff en Red Nichols
Miff Mole ontwikkelde zich tot een virtuoze trombonist met een prachtige toon en een totale instrumentbeheersing. Hij had goed muziek leren lezen, kon uitstekend improviseren en was daardoor overal inzetbaar. Iedere band wilde hem hebben. Hij trouwde toen hij twintig was, kreeg en dochter en was verknocht aan New York. Hij maakte er ontelbare plaatopnamen met onder andere de orkesten van Sam Lanin, Ross Gorman, Ray Miller, Roger Wolfe Kahn en Don Voorhees, toen toporkesten in Amerika. Zeer profijtelijk, zowel muzikaal als commercieel, was het partnerschap met kornettist Red Nichols. Ze maakten samen in verschillende formaties prachtige en voor die tijd zeer moderne studio-opnamen die de geschiedenis in zouden gaan als de New York jazzstijl, met in de hoofdrol Miff Mole, onnavolgbaar als topsolist. Red en Miff  waren als 'ham and eggs'. Collega trombonist Tommy Dorsey, niet de minste, noemde Miff de Babe Ruth van de trombone - Babe was in die tijd de beste honkballer van Amerika, spelend bij de New York Yankees.
Bij Chris Barber en Roy Williams, hedendaagse classic jazz trombonisten, bracht ik een paar jaar geleden Miff Mole ter sprake. Op mijn vraag of ze wel eens zijn solo's hadden uitgeprobeerd, kreeg ik als antwoord van Chris Barber: "I tried, but I simply cannot do it."
Miff noemde de trombone niet voor niets zijn 'rattle snake'.
Naast muzikaal ging het ook financieel heel goed. Miff verdiende bakken met geld, maar gaf het ook snel weer uit. Hij ging bijvoorbeeld de deur uit voor een schroevendraaier en kwam terug met een peperduur Pierce-Arrow automobiel.
In de dertiger en veertiger jaren bleef hij een veel gevraagde muzikant. Niet alleen in de jazz bij de orkesten van Paul Whiteman en Benny Goodman, maar ook bij het NBC Symphonic Orchestra, waar hij speelde als tweede trombonist. Wanneer de dirigent tijdens een repetitie niet tevreden was over de trombonesolo van de eerste trombonist in de Bolero van Ravel, nam Miff de partij vlekkeloos over.
Het succes maakte van hem geen prima donna, in tegendeel: Miff, bescheiden van karakter en met het uiterlijk van een dominee, zou anoniem de geschiedenis in zijn gegaan, ware het niet dat zijn legendarische trombonecapaciteiten dat hebben verhinderd. Toen in 1958 de film 'The Five Pennies' werd opgenomen met Danny Kaye in de rol van Red Nichols, werd Miff niet eens genoemd, laat staan dat hij te zien was. Het liet hem onberoerd.
In de jaren daarna vormde hij zijn eigen Dixieland Jazz Band en trad hij regelmatig op in clubs in New York en Chicago. Daarnaast besloot hij om trombonelessen te gaan geven. Hij kreeg over de vijftig leerlingen.

Toen ging het mis. Zijn gezondheid liet hem in de steek. Door een val met schaatsen in zijn jeugd, had hij problemen gekregen met zijn heup. Hij moest twee operaties ondergaan en kreeg een prothese. Het kwam niet goed. Hij liep met krukken en later met een stok. Zijn heupspieren waren niet sterk genoeg. Tot overmaat van ramp volgde een dubbele hernia en kreeg hij problemen met zijn maag en keel. Hij moest meerdere operaties ondergaan, acht in totaal en was niet verzekerd. Zijn financiële reserves smolten als sneeuw voor de zon. De trombone bleef een tiental jaren onbespeeld.

In 1960 werd het jaarlijkse Newport Jazz Festival georganiseerd. De organisatie, onder leiding van jazzpromotor George Wein, vroeg Miff Mole als gastsolist. Die voelde zich beter en had deelgenomen aan een fotosessie in Harlem, waar alle prominente New Yorkse jazzmuzikanten gezamenlijk op de foto gingen voor een reclamecampagne. Op het Newport Festival zou hij zondagavond optreden bij de band van trompettist Red Allen. Toen het contract was getekend, haalde Miff zijn trombone weer tevoorschijn, bouwde embouchure op en was klaar voor een comeback op het beroemde Newport Jazz Festival met uitzendingen op radio en televisie. Het festival duurde drie dagen en begon op donderdag in het Freebody Park. Op zaterdagavond kwamen er twaalfduizend bezoekers, waarvan sommigen teveel dronken. De boel liep uit de hand. Het concert werd afgelast. Opgeschoten jongelui gooiden met stenen en bierglazen. De politie gebruikte traangas. Om twee uur 's nachts veegde de Nationale Garde het park schoon.
Zondagmorgen om 09.00 uur kwam het Gemeentebestuur van Newport in spoedzitting bijeen. Men besloot het festival te beëindigen. Nog diezelfde morgen werd het festivalterrein opgeruimd. In de nog overgebleven perstent zat een man gebogen op een klapstoel, steunend op een wandelstok met naast zich een trombonekoffer. Het was de tweeënzestig jarige Miff Mole. Niemand schonk aandacht aan hem. Hij was gekleed zoals oudere mensen vaker deden: verschillende kledingstukken over elkaar.
Miff vroeg om een sigaret en widel de festivalleiding spreken. Een journalist, die Miff herkende, realiseerde zich dat Miff wellicht niet naar de radio of TV had geluisterd en daarom niet wist dat het festival was afgelast. Na veel heen- en weer gepraat, waarbij Miff  nog zei dat hij weken had geoefend en zijn lip in prima conditie was, werd hij begeleid naar de bushalte en keerde onverrichter zake terug naar New York, hevig teleurgesteld.

Enige tijd later zag een oud-leerling van hem dat hij op straat, in de buurt van Broadway, zakjes pretzels stond te verkopen. Dat werd overigens later, in mijn correspondentie met een neef van Miff, ten stelligste ontkend. Een fan van Miff, Jack Cristal, de vader van de latere TV komiek Billy Christal, besloot een benefietconcert voor hem te organiseren. Benny Goodman bood zich aan om een band formeren. Na wat uitstel werd de datum uiteindelijk bepaald op 22 mei.
Zover is het nooit gekomen.
Op 29 april 1961 kreeg Miff Mole een beroerte. De trombonist der trombonisten overleefde dat niet. Mister Perfection Himself overleed in zijn appartement op 250 West 88th Street, voordat medische hulp arriveerde. Vanwege een nog uitstaande schuld werd zijn trombone door de gemeente New York in beslag genomen. Na voldoening van de schuld door de familie, werd het instrument vrijgegeven. Het is niet bekend of een plan om later alsnog een benefiet concert voor zijn vrouw Alma te organiseren, is doorgegaan. Ik betwijfel het. Eén ding is zeker. Ook ik ben, tot op de dag van vandaag, niet in staat om zijn solo's foutloos na te spelen.

Bronnen: Lost Chords, Richard Sudhalter New York 1999. Down Beat, Bouquet to Miff Mole, 1951. Record Research, Richard Dupage 1961.The Great Jazz Day, Charles Graham New York, 1999. Correspondentie met Bob en Jackie Raynor, Roosevelt Long Island, 2013








 

zaterdag 11 mei 2019

Roze olifanten in Amerika



De Walt Disney Studios in Los Angeles hadden een heel team illustratoren in dienst die de tekeningen maakten voor beroemde films, zoals Sneeuwwitje, Bambi en Jungle Book.
In hun vrije tijd vormden deze tekenaars een jazzband die vanaf 1955 speelde op feesten van de studio. De Firehouse Five Plus Two, uitgedost in brandweerkostuums, werd populair in Californië.
Hun plaatopnamen werden later ook in Europa uitgebracht op het Good Time Jazz label.
De sopraansaxofonist van de band, George Probert, werd bij een bezoek aan Nederland in 1974 uitgenodigd om als gastsolist op te treden op het Breda Oude Stijl Jazz Festival.
George ging ook naar Amsterdam en logeerde bij slagwerker Herman Openneer. Herman was achteraf gezien niet zo verguld met die logeerpartij. George, een corpulente man, had de gewoonte om bij nacht en ontij de koelkast te plunderen. Oude kaas, knakworst en Heineken bier waren niet aan te slepen. Herman speelde in die tijd in de Pink Elephants (in het Engels is een pink elephant een hallucinatie door overmatig alcohol gebruik!) De band was het huisorkest van de Sherry Bodega 'de Gravin' in Haarlem, waar tweemaal per week de pannen van het oude dak werden gespeeld.
George ging met Herman mee naar deze bodega en trad er op met de Pink Elephants. Ik speelde trombone en herinner me dat George, laten we zeggen, een goed gevuld volume op de sopraansax produceerde.

Terug in Amerika bleek dat George het prima naar zijn zin had gehad in Haarlem. Op zijn aanbeveling kregen de Pink Elephants een uitnodiging om te spelen op het Sacramento Dixieland Jubilee 1980, het grootste oude stijl jazz festival in Amerika met 77 bands en diverse gastsolisten zoals Teddy Wilson, Nick Fatool en Eddy Miller. In 1979 waren er 100.000 betalende bezoekers. Dit alles speelde zich af in Old Sacramento, een in oude staat hersteld goudzoekers stadje met saloons, sheriff's office en paardenstallen.
Er was één probleem: de reiskosten van en naar Sacramento waren voor de band, de kosten in Amerika voor het festival. De festivalwinst werd na afloop verdeeld onder de muzikanten. Ik vroeg bedenktijd. Hoe financier ik vijf retourtickets voor Remco van der Gugten: tenor- en sopraansax, Dick Klijn: banjo,  Pieter Klop: sousafoon, Herman Openneer: wasbord en voor mijzelf op trombone?
Ik werkte in die tijd voor een reclamebureau in Amsterdam. Een nieuwe klant, Transamerica Airlines, organiseerde een openingsvlucht naar Los Angeles op 14 mei. Het festival vond plaats van 23 t/m 26 mei. Ik maakte een afspraak met de baas van de luchtvaartmaatschappij en bood hem een gratis orkest aan in ruil voor vijf tickets. Deal ! Heen 14 mei, terug 27 mei. We speelden op Schiphol, in Ierland op Shannon Airport en aan boord tijdens de vlucht hoog boven de oceaan.

Op 17 mei hadden we in Los Angeles onze eerste schnabbel. De Amsterdamse bokser Pedro van Raamsdonk bokste die dag in het stadion van de Pepperdine University. Op zijn verzoek traden wij op in de ring voordat de match begon. Tribunes vol met hoofdzakelijk Afro-Amerikaanse studenten zaten te swingen op ons openingsnummer 'I'm looking over a four leaf clover'. Pedro verloor op punten. Na afloop vroeg een student: "What kind of music is this, sir?"
Op zaterdag 18 mei speelden we voor de Los Angeles Jazzclub in de Cristal Ballroom van het Haciënda Hotel. Drie dagen later werden we in Sacramento verwacht. In de tussentijd huurden we een auto om een bezoek aan Mexico te brengen. Voor de terugweg sloegen we wat Mexicaans bier in. Dat hadden we niet moeten doen. De heren bandleden moesten plassen en verzochten me ergens langs de weg te stoppen. Even later stopte er een Amerikaanse politie auto, compleet met blauw zwaailicht, net als in de film. Het ging als volgt:  Chauffeur uitstappen, papieren laten zien, handen op het dak, fouilleren.
Officer: "Wat is hier aan de hand?
Ik: "We moesten pissen."
Officer: "Waar?"
Ik: "Daar in de bosjes."
Officer: "Show me."
Ik liet hem de plek zien. De aarde was van al dat geplas nog vochtig. Hij geloofde me, gaf me de papieren terug, en een bon voor het negeren van een stopverbod. We mochten doorrijden.
We vlogen woensdag 21 mei van Los Angeles naar Sacramento.
De volgende avond speelden we om en om met Papa Bue's Viking Jazz Band op de kennismaking party van 1100 festival vrijwilligers. Op vrijdag begon het 4 dagen durende festival.

De organisatie was perfect.77 orkesten wisselden ieder anderhalf uur van podium. Ieder optreden begon op tijd. Met altijd een aandachtig luisterend, keuvelend en soms dansend, wat ouder publiek. Het was een geweldig aanbod van oude stijl jazzmuziek in de meest uiteenlopende vormen, van een hoog tot zeer hoog niveau. Er waren bands afkomstig uit alle staten van Amerika. Slechts 6, waaronder wij, kwamen van elders. Na afloop van de dagelijkse programma's werd er op sommige plekken in the Old Town tot in de vroege morgen gejammed. We waren duidelijk in het land van de jazz. Tenslotte hebben de Amerikanen het uitgevonden. Opvallend was wel dat er vrijwel uitsluitend blanke muzikanten aan het festival deelnamen.
Wat de Pink Elephant Serenaders (onder die naam werden we gepresenteerd) betreft, hebben we in Amerika op de top van ons kunnen gespeeld. In totaal 13 keer op het festival en 4 keer elders. We hadden veel succes met ons repertoire en we speelden de complete nummers dat wil zeggen met verse, chorus en vocals, zoals oorspronkelijk gecomponeerd. De bezetting van sousaphone, wasbord, banjo, sax en trombone leverde een speciale sound op.
De Elephants zijn actief geweest van 1971 tot 1985 met als hoogtepunt de deelname aan dit Sacramento Dixieland Jubilee, een uniek festival, dat helaas niet meer bestaat.
Was het dan toch een hallucinatie door overmatig alcoholgebruik?

Bron: Pieter Klop, overzicht 11 jaar Pink Elephants










dinsdag 2 april 2019

De erfenis




In  2007 was ik op bezoek bij mijn vriend Rens Velthuizen. Hij runde het zalencentrum Trianon aan de Oude Gracht in Utrecht. De grote zaal werd o.a. gebruikt om er danslessen te geven en was voorzien van een prachtige parketvloer, een podium en een bar.
Het idee ontstond om de zaal een keer in de maand om te toveren in een jazzclub. Utrecht kende tot op dat moment geen gelegenheid waar oude stijl jazzmuziek live te beluisteren viel. Daar moest hoog nodig verandering in komen.
De opzet was om allereerst een huisorkest samen te stellen bestaande uit ervaren muzikanten die meteen konden beginnen. Na overleg met saxofonist Ronald Jansen Heijtmajer vormden Koos van der Hout (trompet), Hans Koppes (tuba), Johan Lammers (banjo), Rene Winter  (slagwerk) en ik (trombone) de Trianon Jazz Band; zie Youtube.
De clubformule was uniek. Bij de maandelijke optredens werd een gastsolist uitgenodigd als aanvulling op de vaste bezetting. Dat varieerde van zangeressen, zoals de Peeters Sisters, Solveig Borgen, Edsilia Rombley (!) en Chris Peeters tot instrumentalisten, zoals Rob Veen, Alain Marquet, Guido Nielsen, René van Astenrode, Frits Kaatee en Fred Demetere. Die laatste pikte ik op als gitarist/straatmuzikant in Hoog Catharijne, waar hij in gypsystijl de sterren van de hemel speelde.
In de pauzes werden er muziek- en tekenfilmpjes getoond.

Een van de vaste bezoekers van de club was een grijs/blonde, wat magere man die na afloop van een optreden naar mij toe kwam. "Hallo Hans, ken je mij nog?" vroeg hij. Ik herkende vaag zijn gezicht, maar kon hem niet direct thuisbrengen.
Het bleek Henk Alberts te zijn, net als ik een voormalige leerling van het Stedelijk Lyceum in Zutphen. Hij woonde in Utrecht, en was als docent verbonden aan de Utrechtse Hoge School. Voorafgaand aan de optredens in de Trianon Jazz Club, plakte ik de stad vol met posters. Op zo'n  poster had hij mijn naam gelezen. Henk werd een vaste bezoeker van de club. Hij speelde trompet in een Utrechts jazzband, waar ik nog eens ingevallen ben.
Henk, een zware roker, kreeg problemen met zijn gezondheid. Zijn bezoeken aan de club namen af. Op een gegeven moment miste ik hem. Tot mijn schrik ontving ik na korte tijd zijn overlijdensbericht en werd ik opgebeld of ik op zijn begrafenis in Utrecht, samen met zijn muziekvrienden, wilde spelen. Dat heb ik gedaan. Ik herinner me die dag als de dag van gisteren. Het was midden in de winter, er lag een flink pak sneeuw.
In het bezoekerscentrum werd afgesproken dat we achter de kist, die naar het graf werd gedragen, een aantal nummers zouden spelen. Dit in de traditie van New Orleans, waar dat gebeurde - en wellicht nog steeds gebeurt - als er een muzikant was overleden. Glijdend achter de kist hebben we Henk met nummers als 'Didn't he ramble' en'Just a little while to stay' naar zijn laatste rustplaats begeleid.

Enkele maanden later kreeg ik bericht van zijn partner, die me bedankte voor mijn medewerking. Maar ze had nieuws: Henk had mij in zijn wilsbeschikking een instrument nagelaten dat bij haar op zolder stond. De vraag was of ik geïnteresseerd was. Meer kon ze er niet over zeggen. Natuurlijk was ik geïnteresseerd! Ik maakte een afspraak om te gaan kijken.
Het bleek een trombone te zijn; een instrument dat in jaren niet was aangeraakt. Het zag er niet al te best uit, maar ik kon en wilde het niet weigeren. Het foedraal was redelijk intact met aan de binnenkant die ouderwetse groene vilten bekleding. De trombone zelf was vuil en gedeukt, maar de schuif zat niet vast - een deuk in de schuif betekent altijd het einde. Thuis ging ik op verder onderzoek uit. Gegraveerd in de beker stond de merknaam: The HN White Cleveland. Nieuwsgierig zocht ik de naam op via het internet.

Henderson N.White bouwde in zijn werkplaatsje in Cleveland U.S.A in 1894 zijn eerste trombone en noemde het model 'de King onder de trombones'. Daarmee was het merk King van de H.N.White Company, een bedrijf dat nog steeds bestaat, geboren. De trombone had, vergeleken met alle daarvoor geproduceerde, een betere toon, droeg verder en was uitgerust met een lichtere, snellere, goed lopende schuif.
Het merk King werd zeer bekend, vooral door trombonist Tommy Dorsey, 'the gentleman of swing', die lang op een King heeft gespeeld. In de loop der jaren werd het gamma uitgebreid met een complete serie blaasinstrumenten.
Toeval: ook ik kocht in Amerika, alweer jaren geleden, een King 2B trombone, waar ik nog steeds met veel plezier op speel.

Aan de oude King van Henk, met een serienummer daterend uit 1915 (wellicht een classic jazz exemplaar), moest wel wat gebeuren. De beker was gedeukt, de schuif moest worden gesteld en gesmeerd en van een nieuw slot worden voorzien. Last but not least: het zilver moest worden opgepoetst.
Ik belde met Atelier Pfeiffer in Rijswijk. "Wat? Een HN White King? Wanneer komt u hem brengen?"
"A.s. donderdag, maar ik vlieg dinsdag terug naar Spanje."
" Geen probleem, zo'n instrument hebben we hier nog niet gehad. U krijgt voorrang, maandag is ie klaar!"
En zo geschiedde. De trombone speelt als een zonnetje! Soepel, makkelijker in het hoge register en... met een fluwelen toon.
Henk, nog bedankt, ik blijf aan je denken!




dinsdag 5 maart 2019

1919, Het keerpunt



Precies 100 jaar geleden vond er in New York een overwinningsparade plaats. De Verenigde Staten waren 19 maanden succesvol betrokken geweest bij de Eerste Wereldoorlog. Het land kon weer ademhalen en zich opmaken voor een nieuw muzikaal fenomeen: de jazz!
Wat was er daarvoor gebeurd? Heel veel. De blues en de gospel hadden al veel eerder hun opwachting gemaakt. Op de plantages werd muziek gemaakt en er werden danswedstrijden georganiseerd. Een populaire dans was de Cakewalk. Een cake was de prijs voor de winnaar. Een compositie uit die tijd 'Cake Walking Babies from home' werd later door Bessie Smith en Eva Taylor op de plaat gezet. De eerste pianorollen met ragtime muziek lagen in de muziekwinkels. Het nummer 'The Entertainer' van Scott Joplin groeide uit tot een ragtime hit. In New Orleans traden ondertussen de eerste jazzbands op. De Original Dixieland Jazz Band maakte in 1917 de eerste 78- toeren plaat.

Wat was jazz? Het was nieuw; er was nog geen definitie. Jazz, eerst gespeld als jass, was in het Engels zowel werkwoord als naamwoord. Het werd een nieuwe Amerikaanse cultuuruiting, opvolger van de ragtime. Afkomstig uit het zuiden, onrustiger, losser, ritmischer, tegenstrijdig met andere vormen van muziek, vooral voor de blanke Amerikaan.
Het orkest van Paul Whiteman speelde in die tijd naast symfonische muziek en walsen een stijl die Jazz Classique werd genoemd. Stijf en zonder improvisatie, uitgevoerd door klassiek geschoolde musici. Dansmuziek voor de high society, die zich na de Eerste Wereldoorlog opgelucht uitleefde in de danszalen van hotels en restaurants Voor Whiteman was de naam Jazz Classique gewichtigdoenerij, inhakend op een nieuwe trend en goed voor de plaatverkoop. Pas veel later werd zijn orkest werkelijk een jazzband (en wat voor één) vooral door het inhuren van top jazzmusici.

17 februari, 1919. Boven New York hing een sneeuwlucht. Het was de dag van de overwinningsparade. Langs de route op de Fifth Avenue stonden duizenden mensen opgesteld om hun helden, teruggekeerd uit Frankrijk, te begroeten.
Het 369-ste, in Frankrijk gedecoreerde, Infantry Regiment bestond uit Afro-Amerikanen, door de Duitsers met respect Hellfighters genoemd. Ze werden feestelijk begeleid door hun eigen Regiment Marching Band en speelden militaire marsmuziek. Het werd een adembenemende parade onder aanvoering van luitenant James Reese Europe, een toen al bekende Afro-Amerikaanse bandleider en componist, die al in 1910 een vereniging van zwarte muzikanten oprichtte. De vereniging bezat een eigen symfonie orkest, waarmee James als dirigent was opgetreden in de Carnegie Hall in NewYork.
Het publiek op de Fith Avenue was onder de indruk, betoverd door het uitzonderlijke schouwspel. De prestaties van het regiment in Frankrijk werden vooraf uitvoerig door de pers uit de doeken gedaan.
Toen ze de voorbij de 60ste straat marcheerden veranderde de militaire fanfare band in een New Orleans Brass Band. Ze bereikten Harlem, hun eigen wijk, en pasten het repertoire aan.
That Moaning Trombone, Memphis Blues, Missouri Blues, St. Louis Blues en Hesitating Blues schalden door de straten; nummers die ze speelden op de binnenplaats van het ziekenhuis in Parijs, waar gewonde militairen van hun regiment lagen; nummers die de Harlem Hellfighters, terug in New York, opnieuw ten gehore brachten en die de grote betekenis van jazzmuziek, als Amerikaanse kunstvorm, voor eens en voor altijd bevestigde.

Voor James Reese Europe was de feestvreugde van korte duur. Op 9 mei 1919  arriveerde de band in Boston voor een concert in de Mechanic's Hall. Gouverneur Calvin Coolidge zou de volgende morgen met hem een krans gaan leggen bij een oorlogsmonument.  James was verkouden en moe en worstelde zich door de eerste helft van het concert. In de pauze had hij een gesprek met de broers Wright, drummers in de band, over hun gedrag op het podium. Herbert Wright voelde zich onheus bejegend, trok een zakmes en stak hem in zijn hals. De wond leek eerst niet ernstig te zijn. Het concert werd voortgezet door Noble Sissle, de latere bandleider, als vervangend dirigent. In het ziekenhuis kon de bloeding niet worden gestelpt. James overleed binnen een half uur, 38 jaar oud.
Hij kreeg een staatsbegrafenis, de eerste ooit toegekend aan een kleurling. Duizenden blanke en zwarte New Yorkers zagen de begrafenisstoet van Harlem naar de Episcopal Church voorbij trekken. Hij werd bijgezet op de Arlington National Cemetery, het kerkhof waar de presidenten van Amerika liggen begraven.
De New York Tribune schreef: 'Men dacht dat een kleurling alleen maar kon dansen of portiers werk verrichten.' James Reese Europe opende de deuren naar een betere positie, die van volwaardige muzikant.



maandag 11 februari 2019

Tante Alie


Amsterdam kent helaas geen oude stijl jazzclub meer. Oude stijl jazz (of Dixieland) is in de stad een stille dood gestorven
Dat is wel eens anders geweest. Naast Lanx, de Jozef Lam Jazzclub en de Bamboo Bar bestond de Blokhut, te vinden op de Hoogte Kadijk 13.
Een zaaltje dat door de week werd verhuurd aan de ABPV, de Amsterdamse Politie Boksvereniging. Door boks training zou de politie zich beter kunnen verweren tegen vechtersbazen in de binnenstad.
Op zondagavond werd het zaaltje omgetoverd in een jazzclub, waar oude stijl jazzmuzikanten zich lieten horen. Langs de muren van het zaaltje stonden van die typische bruine café stoelen en tafels opgesteld. Achterin  bevonden zich een buffet en een klein podium, dat met kratten en planken in elkaar werd gezet. Achter het buffet stond tante Alie, een fel Amsterdams wijfie, dat in mijn toenmalige ogen al op leeftijd moet zijn geweest.
Als gastheer fungeerde washboardspeler Herman Openneer. Een beminnelijke, rasechte Amsterdammer die nog bij zijn ouders woonde in de Chasséstraat. Zijn vader was kunstschilder. Herman maakte de lijsten.
De club was voor menig muzikant het eerste podium. Dat werkte als volgt :
Herman registreerde de binnengekomen muzikanten, te herkennen aan een eerder optreden of aan de meegebrachte instrumentenkoffers. Vervolgens werd met podium coördinator Ré Gruetters (meneer Ré zei tante Alie) afgesproken wanneer ze op het podium konden plaatsnemen. Daarbij werden een aantal regels in acht genomen. In de eerste plaats de bezetting. Oude stijl jazz wordt in principe gespeeld met een trompet, klarinet, trombone, banjo, tuba (bas) piano en slagwerk.
De heren musici zelf wisten wie qua stijl het beste bij elkaar pasten. Puur of revival ? Louis of Bix ? Beginner of gevorderde ?
Als een bezetting was gevormd, de nummers waren afgesproken en de toonaarden vastgesteld, werd er afgetikt en ging het los ! De volgorde van de solo's werd bepaald door met een vinger te wijzen of met het hoofd naar de volgende solist te knikken. De eindjes waren een probleem. Hoe duidelijk was de trompettist ? Gaf hij aan nog een chorus te willen spelen? Was het een dubbel of een enkel eindje? Het ging regelmatig fout. Ook het juiste volume werd niet altijd in acht genomen. Vooral trompettisten willen nog wel eens demonsteren hoe hard en hoog ze kunnen spelen.
Werd het te gek dan greep Tante Alie in met de kreet:  'Heren, kan het wat zachter ?'
De Blokhut was een prima school voor oude stijl jazz talent. Menige band, zoals bijvoorbeeld  de Dixie Damslapers, de Animal Crackers, de Pink Elephants en Andors Jazzband zagen er het licht.
Er werd geen entree betaald. Herman ging, in zijn groen/ bruin gestreepte jasje, rond met een schoteltje waar het publiek ( vrienden, familie, liefhebbers) geacht werd 50 cent op te leggen.
Na afloop ging ik vaak mee naar Hermans ouderlijk huis om tot diep in de nacht 78 toeren platen te draaien. Bij hem hoorde ik voor het eerst de Amerikaanse trombonist Miff Mole. Hij vertelde ook allerlei verhalen over muzikanten. Bijvoorbeeld over een collega muzikant die, op een zondagavond na een bezoek aan de Blokhut, bij een vuilnisemmer in zijn straat een flinke stapel 78 toeren platen ontdekte. In de veronderstelling dat iemand van zijn verzameling af wilde, bekeek hij onder een lantarenpaal de platen. Het bleek Amerkaanse classic jazz te zijn. Paul Whiteman, Fletcher Henderson, Bix Beiderbecke enz.. Als een koning te rijk las hij niets vermoedend de labels, tot dat hij verbijsterd tot de conclusie kwam: 'dat zijn mijn platen!' Zijn vrouw had ze bij de vuilnis gezet, omdat ze genoeg van die muziek had. Het huwelijk heeft geen stand gehouden.
Ik heb in de Blokhut als jonge trombonist veel ervaring opgedaan. Alles begon met een briefkaart van Herman. Een uitnodiging om in de club te komen spelen. Hij had mij op een festival gehoord met de Training College Jazz Band uit Doetinchem. Later heb ik met deze band in de Blokhut als gastorkest opgetreden  Ondanks de zenuwen speelden we de sterren van de hemel. Het publiek werd muisstil. Herman vertelde me achteraf dat de Amsterdamse muzikanten van hun stoel gevallen waren  Niemand had verwacht dat die boeren uit de Achterhoek zo goed waren.
 ( zie voor de TCJB Youtube )
In 1968 had ik de geweldige ervaring om in diezelfde Blokhut een chase chorus te mogen spelen met Bill Rank, de trombonist van Bix Beiderbecke. Ook mocht ik achtergrondjes blazen bij het unieke optreden van zangeres Eve Taylor, de vrouw van Clarence Williams. Onvergetelijk !
Bedankt Amsterdam,bedankt tante Alie.







zaterdag 26 januari 2019

De Peereboom

Vorige week kwam ik in mijn verzameling een aantal singeltjes en EP'tjes tegen van de Western Jazz Group, in de zestiger jaren een Amsterdamse oude stijl jazzband. De tubaïst/leider van de band, Hans IJzerdraat, kwam ik een aantal jaren geleden tegen op een afscheidsreceptie in het BIM huis in Amsterdam. Ik had hem nooit eerder ontmoet, hij was inmiddels een oudere heer van in de tachtig. Een oud-onderwijzer, die zijn orkest zelf naar snabbels reed in een VW busje. Zo'n koekblik waarin niet gerookt mocht worden en die hij had versterkt met ijzeren balken,bang als hij was voor aanrijdingen.
 "Bent U meneer IJzerdraat de tubaïst van de Western Jazz Group?" Hij keek verrast op en zei
 "Dat klopt". Ik was al jaren een fan van de New Orléans Seven en de Western Jazz Group en maakte hem een compliment voor die bands en zijn tuba spel. Hij zei dat hij de laatste jaren nooit meer reacties had gehad en bedankte me, enigszins verlegen.
De bands van Hans IJzerdraat beschouw ik als de van top van de oude stijl jazz in Nederland. Stijlopvatting en de kwaliteit van de verschillende bandleden (veelal muzikanten uit de Amsterdamse jazzclub de Blokhut ) maken het verschil. Cornettist Hans Roty, klarinettist Pim Gras, de saxofonisten Frits Müller en Hans Hoff, pianist Wim de Vries, om er een paar te noemen, staan voor sterke, fraaie collectieven, uitstekend solowerk en een solide ritme.
Op trombone: de schrijver Frits Hotz, de latere P.C. Hoofdprijswinnaar.
Frits was een fabelachtige trombonist en kenner van de Amerikaanse New York jazzstijl in de twintiger jaren van de vorige eeuw. Ik heb altijd aangenomen dat Frits verbonden was aan beide orkesten, maar dat is ten dele juist. Ik las op de hoestekst van het Imperial EP'tje IPE 5060 dat in het nummer 'The Iron Swing' (een eigen compositie van IJzerdraat!) de pianosolo leidt naar een machtige trombonesolo van ene Bertil Poirier. Ook zijn partij in 'I have got what it takes' is op z'n minst van Hotz' klasse. Wie is die Bertil Poirier? De hoestekst zegt dat hij niet onderdoet voor zijn voorganger Fritz Hotz. Dat vraagt om nader onderzoek. Daaruit blijkt dat IJzerdraat problemen had gekregen over de stijl van de New Orleans Seven. Té oud voor sommige van de bandleden. Minder New Orleans, meer New York. Dat werd ruzie met als gevolg de Seven  o.l.v. Hans Roty in een nieuwe bezetting met gitaar en bariton saxofoon i.p.v. banjo en tuba en een nieuwe band voor IJzerdraat: de Western Jazz Group met o.a. Kees Dollé op cornet. Als nieuwe trombonist, u raadt het al: Bertil Poirier.
Het blijkt dat die Poirier in werkelijkheid Bertil Peereboom-Voller heet; een vaktrombonist die later in het Hilversumse furore maakt als sectietrombonist in de orkesten van o.a.Willem Breuker en Rogier van Otterloo. Heeft Peereboom-Voller een schuilnaam aangenomen om niet aan IJzerdraat gelinkt te worden. Wilde hij, naast het moderne Hilversumwerk, oude stijl jazz blijven spelen en daarin excelleren? Was hij beroepstrombonist? Wat is er geworden van Peereboom-Voller?
Hij moet nu zeker in de tachtig zijn. Ik zou de antwoorden op die vragen, indien mogelijk, graag uit zijn eigen mond vernemen. Contact is tot op heden echter mislukt.
Wie weet er meer ?
 
 

vrijdag 25 januari 2019

Dixieland waar ligt dat

DIXIELAND, waar ligt dat?
 
 
Onlangs kwam Dixieland ter sprake in de media. Daarbij bleek dat de betreffende recessenten en journalisten niet meer precies wisten wat voor soort muziek dat eigenlijk was.
Iets in de buurt van jazz ? Deed voormalig popzangeres Conny van Bergen niet iets in die richting? Werd dit muziekje niet gespeeld op de congressen van de VVD? Wordt er ook bij geïmproviseerd? Bestaat de Dutch Swing College Band nog? Is dat Dixieland?
Duidelijk is dat deze muziekstijl heden ten dage behoorlijk uit de gratie is.
Radio en televisie besteden er geen enkele aandacht aan. De jeugd kent het daarom niet meer en betitelt Dixieland, als ze het ooit ergens horen, als opa muziek, begeleiding bij stomme films.
Dat is wel eens anders geweest. Nederland kende een actief Dixieland circuit. Jazzclubs, verspreid over heel Nederland, programmeerden Dixieland oftewel oude stijl jazzmuziek. Jawel jazz, want met Dixieland is de jazz juist allemaal begonnen.Geïmproviseerde muziek met een thema, een akkoordenschema en een stuwend ritme !
Het eerste orkest dat in 1917 op de plaat te beluisteren was heette niet voor niets de Original Dixieland Jazz Band en verkocht meteen 100.000 platen. Een rage in Amerika zoals nu de dance in Nederland. In de twintiger jaren van de vorige eeuw danste iedereen op Dixieland, de stijl genoemd naar het zuiden van de Verenigde Staten van Amerika, waar het allemaal begon.
Na de tweede wereldoorlog werd Dixieland herontdekt . De revival leverde opnieuw, ook in Nederland, prima Dixieland jazz op, naast nieuwe, verder ontwikkelde vormen van jazz.
Wat is daar van over? Een schaars aantal clubs, geen media ondersteuning, geen kennis, geen opvolging bij de jeugd. Ook Doctor Jazz, het enige tijdschrift dat nog over deze muziek schrijft, kampt met een dalend aantal abonnees en een sterk vergrijzende lezerskring.
 
De term jazz is bovendien verworden tot vergaarbak van allerlei andere soorten muziek.. Een jazzfestival, in de ware betekenis van het woord, bestaat niet meer. De organisatoren trekken bezoekers door juist andere muzieksoorten te programmeren, ze zijn doodsbenauwd om te weinig publiek te trekken. Neem bijvoorbeeld het North Sea Jazz Festival of het Breda Jazz Festival. Het heeft weinig meer met jazz te maken, laat staan met Dixieland, de stijl waarmee het nota bene allemaal begon. Waarom heet het dan nog jazzfestival i.p.v. muziek festival?
Hou er toch eens mee op om de term jazz te misbruiken!
 
Wat te doen? Cruciaal zijn radio en televisie. Durf classic jazz weer te programmeren . Probeer het eens uit met bijvoorbeeld Tuba Skinny, een band uit New Orleans die onlangs in Nederland was, maar niet te zien was bij VPRO Vrije Geluiden. Ook niet bij een klassiek muziekprogramma als Podium Witteman. Waarom niet? Een gemiste kans, fantastische, zeer aangename swingende Dixieland, gespeeld door jonge enthousiaste topmuzikanten.
Theaters, zoek kwaliteitsbands op, hier en in het buitenland, contracteer ze en maak publiciteit Krant en tijdschrift, schrijf over ze, TV, laat ze zien en horen ! Clubs en festivals: Geef Dixieland opnieuw een kans De muziek verdient het! Wie durft?